De stede Westwoud werd op 2 februari 1414 gevormd door hertog Willem VI van Beieren. De dorpen Westwoud, Oosterblokker en Westerblokker kregen toen een gezamenlijk stadsrecht en hadden sindsdien een gezamenlijke rechtbank voor strafzaken en civiele zaken. In 1493 werd Westwoud opgedeeld in twee aparte dorpen: Westwoud en Binnenwijzend.
De schout (ook wel “baljuw” of “officier” genoemd) trad in strafzaken op als eiser, de schepenen wezen vonnis. Dat deden zij ook in civiele zaken, waarbij meestal particulieren tegenover elkaar stonden.
Tot de taken van de schepenen behoorde ook het passeren van allerlei akten, waaronder verkoopakten van onroerend goed en hypotheekakten. Ten slotte wezen de schepenen de voogden van weeskinderen aan en hielden zij toezicht op het door deze voogden gevoerde beheer.
In een dorpscombinatie zoals de stede Westwoud bleven de inliggende plaatsen als dorp zelfstandig. Ieder dorp was in de stedelijke rechtbank vertegenwoordigd met een aantal schepenen. Dit bleef zo tijdens de Bataafse Republiek (1795-1806) en het koninkrijk Holland (1806-1810).
In maart 1811 werd in ons land de Franse wetgeving ingevoerd. Dit betekende de opheffing van de plattelandssteden en de stedelijke rechtbanken en de liquidatie van de middeleeuwse privileges die daaraan ten grondslag lagen. In de plaats daarvan kwam het stelsel van rechtspraak dat in grote lijnen nog altijd bestaat.