Bestuur en grondgebied
De gemeente Opmeer is per 1 juli 1959 ontstaan door samenvoeging van de gemeenten Opmeer en Spanbroek, die zelfstandig waren sinds 1817.
Opmeer en Spanbroek waren vanouds heerlijkheden. Een deel van het publiekrechtelijk gezag over deze gemeenten was dus in bezit van een particuliere ambachtsheer. Uiteindelijk werd de invloed van ambachtsheren in 1814 beperkt tot een recht van voordracht van leden van de gemeenteraad.
In eerste instantie waren op plattelandsgemeenten respectievelijk het “Reglement van bestuur voor het platteland der Provincie Holland” (1816) en het “Reglement op het bestuur ten platten lande in de Provincie Holland” (1825) van toepassing.
De Grondwet van 1848, in 1851 gevolgd door de Gemeentewet, maakte een einde aan het onderscheid tussen steden, heerlijkheden, districten en dorpen. De nieuwe staatsinrichting kende alleen nog gemeenten. Het heerlijke recht van voordracht werd, zonder vergoeding voor de eigenaren, afgeschaft.
De gemeente Opmeer ging in 1979 op in een nieuwe fusiegemeente, opnieuw Opmeer genaamd.
waterschappen
Opmeer en Spanbroek vielen voor het onderhoud van de Westfriese Omringdijk onder de Vier Noorder Koggen. Voor de afwatering viel het gedeelte van Opmeer ten oosten van de Gouwe onder de Vier Noorder Koggen, het gedeelte ten westen daarvan onder de Binnenpolder, Polder De Lagehoek of de Berkmeer, een droogmakerij uit de zeventiende eeuw.
De Binnenpolder werd in 1884 opgeheven als zelfstandig waterschap, nadat de bemaling was overgenomen door de Vier Noorder Koggen. In 1968 werd dit voorbeeld gevolgd door polder De Hooge Weere (gereglementeerd 1923), die gedeeltelijk in de gemeente Opmeer lag. De polder Berkmeer werd per 1 januari 1980 als zelfstandig waterschap opgeheven en ging op in Waterschap Groot-Geestmerambacht.
Ook Spanbroek viel voor de afwatering voor het grootste deel onder de Vier Noorder Koggen. De in het noordwesten van de gemeente gelegen Spanbroekerkaag was een aparte polder. In de negentiende eeuw ontstonden in Spanbroek tevens enkele nieuwe bemalingen: de Achterkogge (deels ook onder Wognum) en de polder Westerveer. De drie polders werden in 1968 opgeheven nadat hun bemaling was overgenomen door de Vier Noorder Koggen.
Het plaatselijk polderbestuur werd tot en met 1859 uitgeoefend door het gemeentebestuur. Dit betrof voornamelijk het innen van de omslagen (waterschapsbelastingen) voor polders en waterschappen. In 1860 werden hiervoor afzonderlijke besturen ingesteld: de banne Opmeer en de banne Spanbroek.
Vanwege hun weinig omvangrijke taak besloot het provinciaal bestuur tot opheffing van de bannen. Tegelijk werd in 1933 een nieuw bijzonder bestuursreglement voor de Vier Noorder Koggen vastgesteld om het overnemen van de taak van de bannen te regelen.