Westfriese slaven vrijkopen
Vele West-Friezen waren actief in de zeevaart in de zeventiende en achttiende eeuw. Er werd onder andere handel gevoerd met de landen Middellandse Zee. Zeelieden liepen het gevaar om in handen van kapers te vallen. De kapers kwamen uit Noord-Afrikaanse landen en werden ook wel Turkse zeerovers genoemd. De kapiteins van kaapschepen veroverde alleen die schepen die niet onder een bevriende vlag voeren. De lading werd buit gemaakt en de opvarenden werden tot slaaf gemaakt. Een aantal West-Friezen trof dit lot.
De slaven konden worden vrijgekocht voor een flinke som geld. Maar de families van de slaven waren vaak niet vermogend genoeg. Er waren verschillende manieren om het bedrag toch bij elkaar te krijgen.
Collecte
Eén van deze manieren was het organiseren van een collecte. In een brief werd gevraagd om geld te schenken. In een van deze zogenaamde collectebrieven, die is opgenomen in het Oud Notarieel archief lezen we:
Versoecken wij derhalven (…) aen allen steden, plaetsen ende andere particuliere persoonen hiertoe v[er]socht, dattet hare goede geliefte sij een milde ende rijcke aelmisse daertoe te willen geven ende mededeelen, teneynde den voors[chreven] gevangen uyt sijne langduyrige slavernije sal mogen geraecken’
vreselijke omstandigheden
In de brief werd vaak ook verteld in welke vreselijke omstandigheden de slaven zich bevonden:
‘sijnde d’selve sijne slavernije ende ellende soodanich, dat alle christeneharten haer daerover moeten ontfermen (…) ende oock velen veelbekent is, de barbarische ende onmenschelijcke wreetheden der Turcken ende godloose menschen, die de christengevangenen onder denselven hebben te lijden.’
Het schenken van geld voor het vrijkopen van een slaaf werd als een christenplicht gezien. Naast het organiseren van een collecte waren er ook nog andere manieren om geld in te zamelen.
zeevaart
Vele Westfriezen waren actief in de zeevaart. De meeste activiteiten vonden plaats aan het einde van de 16de eeuw en het begin van de 17de eeuw. Daarna vond er een geleidelijke achteruitgang plaats, totdat in de loop van de 18de eeuw de zeevaart vrijwel geen rol van betekenis meer speelde.
Er werd ook handel gedreven met landen rondom de Middellandse Zee. Dit was echter niet zonder gevaar. In dit gebied waren namelijk de zogenaamde Turkse kapers actief, afkomstig uit Noord-Afrika. Schepen met hun rijke lading werden buit gemaakt en de bemanning werd tot slaaf gemaakt. Aan hun loskoopsommen werd flink veel geld verdiend. De kaapvaardij was geen piraterij. De kapitein van het kaperschip mocht alleen schepen buit maken die niet onder een bevriende vlag voeren.
vrij te kopen
Zodra in de Republiek bekend werd dat een schip was buitgemaakt door kapers, ontstonden er allerlei initiatieven om de gevangenen vrij te kopen. Vaak had de familie van de gevangene niet genoeg vermogen om de aflossom te betalen. Familie en vrienden organiseerde daarom samen met dorps- en stadbesturen bijvoorbeeld collectes of loterijen om geld bijeen te brengen. Verschillende kooplieden en consuls in de Noord-Afrikaanse landen onderhielden contacten met eigenaren van de slaven. Meestal waren de slaven na 3 à 4 jaar weer vrij. In een aantal gevallen duurde het slavenbestaan echter vele tientallen jaren.
Bij collectes ging een collectant langs de omliggende dorpen met een brief waarin werd gevraagd om geld voor de loskoopsom van de gevangene. In de brief werd een verzoek gedaan door de familie en het dorps- of stadsbestuur om geld te geven. Vaak werd als tegenprestatie geëist, indien dit niet al in de collectebrief stond, dat de inwoners van de betreffende stad ook mochten collecteren wanneer één van hun inwoners gevangen werd genomen. We zullen hier aan de hand van enkele voorbeelden uit het Oud-Notarieel Archief gaan bekijken welke manieren van geld verzamelen er waren.
Hein Dirks en Wijbrand pieters
Hein Dirks kwam uit Oostwoud, hij was door Algerijnse zeerovers tot slaaf gemaakt. Helaas staat in de akte uit 1698 niet het jaartal vermeld wanneer dit gebeurde. Wel staat vermeld dat hij voer op het schip De Dolfijn en dat dit schip werd gekaapt door Turkse kapers waarna hij in Algiers als slaaf werd verkocht. In de akte wordt geen melding gemaakt van een collecte, hoewel deze mogelijk wel is gehouden. Deze akte werd opgesteld omdat een Hoornse schepen, Johan Boterpot, zichzelf borg stelde voor de ‘rantsoengelden met de kosten ende opgelden’ die de Amsterdamse koopman Isaac Abrahams zal voorschieten ‘tot lossinge of vrijkoopinge van Heyn Dirksz. Waarschijnlijk had de familie van Hein een koopman bereid gevonden om (mogelijk slechts een deel) van de losprijs van Hein te betalen.
Indien de familie geen rijke koopman kon vinden, kon men ook een collecte organiseren. Dit gebeurde voor Wijbrand Pieters uit Nibbixwoud. In 1640 had Wijbrand al tien jaar in slavernij doorgebracht. De familie was erachter gekomen dat ze Wijbrand konden vrijkopen voor 400 gulden. Een behoorlijke som geld die de familie niet kon opbrengen.
christenplicht
De regenten van Nibbixwoud besloten daarom tot een ‘bede van aelmisse’, een oproep tot het geven van geld.
‘Versoecken wij derhalven met advys van den vader, voochden ende vrienden van den voors[chreven] gevangen tegenwoordich aen allen steden, plaetsen ende andere particuliere persoonen hiertoe v[er]socht, dattet hare goede geliefte sij een milde ende rijcke aelmisse daertoe te willen geven ende mededeelen, teneynde den voors[chreven] gevangen uyt sijne langduyrige slavernije sal mogen geraecken’
Het geven van geld aan een collectant om een slaaf vrij te kopen werd gezien als een christenplicht:
sijnde de slavernije ende ellende soodanich, dat alle christen haren sich daerover moeten ontfarmen’
Ariaen aris
De familie van Ariaen Aris uit Oostwoud combineerden de twee vormen van geld verzamelen die hierboven zijn beschreven. Zij regelden een collecte en wisten ook een burgemeester en bewindhebber van de VOC te Enkhuizen bereid te vinden om geld te lenen. Deze bewindhebber en burgemeester heette Heijndrick van Gent. Ook Ariaen was door de Turken gevangen genomen, gelukkig waren zijn familie en vrienden bereid ‘daertoe alle mogelijcke vlijt (…) aen te wenden’ om hem weer thuis te krijgen.
Uit deze akte blijkt in wat voor onzekerheid de familie van de gevangene zat. Zodra zij te horen kregen dat hun familielid tot slaaf was gemaakt, moesten zij zien te achterhalen met welke afkoopsom zij hun familielid konden vrij kopen.
terugbetalen
Daarom verzocht de familie Heijndrick van Gent om Ariaen te schrijven en te vragen.
‘door wat somme van pen[ningen] d’selve ghevangen sal mogen gecocht worden, ende volgensdien de voors[chreven] cooppenningen ten noodigen ende behoorlijcken tijde betalen, ter plaetse ende aen soodanigen persoon ofte persoonen, alsdat v[er]eyscht ende noodich is, alles totte volcomen ende effectuele
lossinge toe’
Het geld dat de burgemeester uitleende zou worden terugbetaald met rente. Verder kreeg de burgemeester ook nog twee stukken land in Oostwoud. Om deze
belofte verder kracht bij te zetten stelden drie burgemeesters van Oostwoud en een zoon van een burgemeester van Oostwoud zich garant.
geen vermogende mensen
Ook werd uit name van de burgemeesters en regenten van Oostwoud een ‘recommandatie van aelmissen’ opgesteld, een collecte. Heijndrick van Gent was waarschijnlijk bereid een groot deel van de som te lenen. Maar daarnaast had de familie ook het geld van de collecte nodig. De reden hiervoor was dat zij en Ariaen geen vermogende mensen waren.
‘Doch alsoo d’ voors[chreven] ghevangen is van soberen staet ende cleene conditie, geene ofte weynich goederen ter werelt hebbende, alsmede sijne vrienden elcx van cleyn v[er]mogen sijnde, die de cooppenningen van de voors[chreven] v[er]lossinge niet en cunnen dragen, tensijn dat sijlieden daertoe van meer andere goede luyden geassisteert ende met een rijckel[ijcke] aelmoesse v[oo]rsien ende gebeneficieert worden.’
een gift
En dus wordt aan een breder publiek gevraagd om een gift te geven.
‘alvoren seer ernstelijck ende oitmoedich versoecken aen allen dengenen die desen v[er]toont sal worden, dattet haer goede geliefte sij, een milde ende rijcke aelmisse daertoe te willen geven ende mededeelen’
Jan Jans
Jan Jans uit Nibbixwoud was bij Algerije gevangen genomen in 1628. In de aktes van Jan wordt ingegaan op een betalingsregeling voor de collecte. Verder wordt in deze aktes iets meer ingespeeld op de gevoelens van de mensen dan in de voorgaande. Er wordt beschreven in welke benarde positie Jan zich bevond:
‘eerst tot Algiers, daarna vandaer verre lantwaerts innegevoert sijnde, is onder een seer quaden meester ende andere boose menschen in een ellendige slavernije gecomen te vervallen, ende waerinne hij noch tegenwoordich hem moet onthouden, sijnde d’selve sijne slavernije ende ellende soodanich, dat alle christeneharten haer daerover moeten ontfermen, gelijck ’t selve ons in den eersten met d’eygen hant van de voor-s[chreven] gevangen is overgeschreven, ende oock velen veelbekent is, de barbarische ende onmenschelijcke wreetheden der Turcken ende godloose menschen, die de christengevangenen onder denselven hebben te lijden.’
negen jaar
Uit de akte blijkt dat men lange tijd niet wist wat er met Jan was gebeurd. Tussen zijn gevangenneming en de datum van de akte zit negen jaar. De familie kwam achter het lot van Jan na een bezoek van een jongeman.
‘soo is nu onlancx van een seeckere jongman vandaer gecomen, ons denselven bekent gemaeckt, met v[er]claringe datter misschien eenige apparentie aldaer sal wesen, omme den voors[chreven] gevangen uyt sijne slavernije te mogen coopen’
verlossing
De familie van Jan besloot om een collecte te organiseren, uit naam van de ‘vreedmakers ende regeerders’ van Nibbixwoud wordt gevraagd:
‘aen allen onse nabuerige steden, plaetsen ende andere particuliere personen die hiertoe v[er]socht sullen worden, welcke wij mitsdesen vriendelijcken ende om Christy wille bidden ende aen denselven versoecken, dattet u e[dele] goede geliefte sij, ten behouve van de voor-s[chreven] gevangen sijne v[er]lossing, een milde aelmisse in toecomende tijt te willen verleenen, teneynde hij uyt sijn langduerige slavernije ende ellende sal mogen geraecken.’
betalingsregeling
In de tweede akte gaat men verder in op de manier waarop men geld kon schenken aan de collecte. Er wordt een betalingsregeling omschreven:
dat een ygelijck na sijnen staet ende conditie doch gelieven willen op yder hondert gulden van ’t rantsoen een rijcke aelmisse af te spreecken, ende beloven onder
teyckening in desen hier namaels ’t selve te sullen geven’
Er werd dus aan de burgers gevraagd dat zij naar draagkracht, tekenden voor een bepaald bedrag dat zij bereid waren te schenken voor iedere honderd gulden van het nog onbekende totaal bedrag aan losgeld.
thuisgekomen
Helaas wordt in de aktes niet verteld of de gevangenen uiteindelijk weer zijn thuisgekomen. Maar met het inzamelen van sommen geld via verschillende
methodes, was er een redelijke kans dat na jaren van slavernij de gevangen weer naar West-Friesland konden terug keren.
Gerelateerde documenten
Bezoek ons archief of klik op een document om deze aan te vragen voor inzage.
1685 – Notarissen in West-Friesland 1552-1843, inv. nrs. 3403, akte 20
Akten, 1695 dec.-17091685 – Notarissen in West-Friesland 1552-1843, inv. nrs. 3872, akte 80a, 80b, 148, 289 en 388
Akten, 1634-16530216 – Bibliotheek WFA, nummer 132A90
Jaap Kroon, ‘Jan Kornelisz. Koet van Hensbroek, Christenslaaf te Algiers’ in: Magazine Stichting Oud Obdam-Hensbroek, 2004, no. 3, p.19-20.0216 – Bibliotheek WFA, nummer 156C41
Piet Boon, ‘Westfriese zeelieden in Noordafrikaanse gevangenschap’ in: Westfriese Families, 1985, no. 1, p. 15-17.0216 – Bibliotheek WFA, nummer 120D53
Piet Boon, ‘Jan Cornelisz Dekker uit Zwaag: een gedwongen ‘gastarbeider’ in Marokko’, in: West-Friesland Oud & Nieuw; jaarboek 47 (1980) p. 16-28.0216 – Bibliotheek WFA, nummer 118I39
Piet Boon, Een Westfriese zeeman als slaaf in Barbarije (Schoorl, 1987).0216 – Bibliotheek WFA, nummer 121H21
Stephen Clissold, De Barbarijse slaven (Haarlem 1979).