Ga naar content

Magteltje Mulerius was 61 jaar oud toen zij in februari 1720 in Oosterblokker overleed. Magteltje trouwde twee keer. In 1690 trouwde ze met een predikant. Zij kregen twee kinderen die volwassen werden, Nicolaas en Johannes. In 1708 trouwde Magteltje voor de tweede keer; uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.

Na het overlijden van Magteltje moesten haar spullen worden verdeeld onder de erfgenamen. Daarom werd de boedel van Magteltje uitgebreid beschreven. Vrijwel alles dat in haar huis stond werd genoteerd. Dit geeft een interessant beeld van hoe iemand leefde en van de rijkdom van een persoon. Uit de boedelbeschrijving blijkt al snel dat Magteltje geen arm leven had geleid en dat ze dol was op schilderijen.

De boedelbeschrijving werd verdeeld in een aantal ‘hoofdstukjes’. Eerst wordt het voorhuis beschreven, daarna de binnenkamer en als laatste het achterhuis. Het zilverwerk, goud en juwelen vormen een apart kopje. Het porselein, tin en koper vormen ook aparte kopjes.

Van zilver had Magteltje onder andere een mosterdpot en een peperdoos. Van porselein had zij 35 blauwe schoteltjes met, waarschijnlijk bijpassend, 35 blauwe kopjes. Naast verschillende luxeartikelen had Magteltje ook hele gewone spullen in huis. Zoals houten emmers, een spinnewiel en beddengoed.

Magteltje Mulerius

Magteltje Mulerius, weduwe van de predikant Henricus Balk, was getrouwd met Jan Jansz. Dekker en ze woonde in Oosterblokker. In maart 1720 overleed zij. Op 18 maart 1720 werd voor de notaris van Oosterblokker, Jacob Schagen, een inventaris van de inboedel van Magteltje opgemaakt. Haar spullen moesten worden verdeeld. Voor de notaris verschenen Jan Jansz. Dekker, Pieter Mulerius en Leonard Goudappel. De laatste twee waren de voogden van de kinderen van Magteltje uit haar eerste huwelijk, Nicolaas en Johannes. Pieter was een broer van Magteltje en Leonard was getrouwd met een zus van Magteltje, zij woonden in Amsterdam.

In de akte wordt de inboedel van Magteltje uitgebreid beschreven. Er wordt onderscheid gemaakt in de ruimtes van het huis: het voorhuis, achterhuis en binnenkamer. En in het materiaal van de spullen, zoals zilverwerk en porselein.

Het voorhuis

In het voorhuis lagen de meeste eigendommen. Magteltje had aardig wat schilderijen hangen met allerlei verschillende voorstellingen erop. Zoals een zee met scheepjes, een riviertje, een landschap, een hen en kuikens en portretten. Ook waren er in het voorhuis onder andere een lessenaar, een spiegel met een ebbenhouten lijst, een klein kinderledikantje met groen behangsel en twee dekentjes, en drie wit gepleisterde borstbeeldjes. Er was ook een veel dameskleding, zoals zestien linnen schortekleden, kousen en handschoenen en een wit met groene deken. Verder lagen er in de voorkamer 64 servetten en beddengoed.

Ook in de binnenkamer hingen schilderijen. In deze ruimte bevonden zich wel minder spullen dan in de voorkamer. In de binnenkamer stond bijvoorbeeld een eiken kast met de kleding van Jan Dekker, Nicolaas en Johannes Balk. Verder was hier een spiegel met een zwarte lijst, een spinnewiel, beddengoed, slopen, servetten, tafelkleden en twintig neusdoeken.

het achterhuis

In het achterhuis bevonden zich minder roerende goederen. Hier stonden onder andere een tafel met een groen en wit kleed, een lessenaar met een bijbel, twaalf stoelen en een turfvat.

Het ‘silverwerk, gout en juweelen’ staan onder een apart kopje. Magteltje had aardig wat zilverwerk. Zo had ze bijvoorbeeld twee schenkborden, kandelaars, een snuiter en een snuiterbak, vier zoutvaatjes, een mosterdpot, een olie- en een azijnkannetje, twaalf lepels, een beker en een peperdoos van zilver. Uit al dit zilverwerk blijkt dat Magteltje het niet arm had. Magteltje had ook nog een gouden hoepring, dit is een gladde vingerring, en een gouden ketting. Verder had ze 151 gulden contant geld in huis en een aantal lijfrentebrieven.

De goudslager van Jan Luyken

porcelijn

Het ‘porcelijn’ staat beschreven onder een apart kopje. Ook hier weer een aardige opsomming met onder andere vijf boterschoteltjes, twee kommen, een bruine spoelkom en 35 blauwe schoteltjes met 35 blauwe kopjes. Na het porselein volgden de spullen van tin. Onder andere zes tinnen tafelborden, twee tinnen kandelaars, een tinnen beker en een tinnen zeepbak. Magteltje had ook nog koperen spullen. Zoals een koffiekan, kandelaars, twee theeketels, twee koekenpannen met deksels en twee vijzels met stampers.

In het huis van Gerrit Dekker in Oostwoud bevonden zich ook nog aardig wat spullen die tot de inboedel behoorden. Ook deze goederen worden opgesomd in de akte. Naast wat kleine artikelen, zoals drie houten emmers, een koperen handkandelaartje en vier koperen ketels, bevonden zich in het huis van Gerrit ook drie bedden en een hoop beddengoed. Zoals tien hoofdkussens en twaalf slaaplakens. Verder stond in het huis van Gerrit een eiken kast die bij de inboedel van Magteltje hoorde.

verdeeld

Een paar dagen later, in een akte van 22 maart 1720 , worden de spullen verdeeld over de man van Magteltje en haar kinderen. Jan Jansz Dekker krijgt onder andere de gouden hoepring en de gouden ketting. Zowel Jan als de kinderen krijgen een zilveren schenkbord. Ook al het servies, de stoelen en de tafels en het beddengoed worden verdeeld. Maar de schilderijen met daarop de vader en de grootvader van Magteltje gaan naar haar eigen kinderen.

Gerelateerde documenten

Bezoek ons archief of klik op een document om deze aan te vragen voor inzage.

1685 – Notarissen in West-Friesland tot 1843, inv. nrs. 372, akte 99 en 103

Akten, 1717-1721
Meer informatie

Meer verhalen

Bekijk alles