Ga naar content

Ergens in juni 1709 werd Grietje Jacobs door haar buurman in de sloot gesmeten. Grietje en haar zusje bevonden zich op het land van de buurman, en die was het daar niet mee eens.

De moeder en grootmoeder van Grietje zagen wat er gebeurde en reageerde woedend. Als ‘twistende en kijvende’ verlieten zij het land. Grietje was ondertussen op eigen kracht uit de sloot gekropen en naar huis gegaan.

Op zich was dit niet zo’n hele bijzondere gebeurtenis. Maar helaas werd Grietje een dag na het ongeval ersntig ziek. In de dagen en weken erna kreeg ze last van enorme hoofdpijn, werd verward, raakte bewusteloos en uiteindelijk werd ze zelfs blind. Reden genoeg voor de moeder, grootmoeder en oom van het meisje om de buurman te beschuldigen. De zaak kwam voor het gerecht. Om die reden werden er voor de notaris verschillende akten opgesteld waarin ooggetuigen verklaringen aflegden over wat er die fatale dag en dagen erna was gebeurd.

Ooster Blocker

Jan Oubijn en Benjamijn La Tour

Op 28 juni 1709 stelde notaris Jacob Schagen van Oosterblokker de eerste van een reeks akten op over een meisje wat door haar buurman in het water was gegooid met ernstige gevolgen. De eerste akte is een soort ooggetuigenverslag. Op verzoek van de oom van het meisje, Jan Jansz. Grootebroek, vertelden twee mannen wat zij op een dag ergens in juni hadden zien gebeuren. Jan Oubijn, een bezoeker uit Hoorn, was op de bewuste dag op bezoek bij Benjamijn La Tour. Een chirurgijn die in Oosterblokker woonde. Aan het einde van de middag hoorde zij plotseling een luid geschreeuw. Oubijn snelde meteen naar het einde van de tuin en zag daar een meisje uit het water kruipen. Het was Grietje Jacobs, het nichtje Jan Jansz. Grootebroek. Vlakbij stond de buurman van La Tour. Jan Oubijn zag ook de moeder en zusje van Grietje op het land staan. Allemaal waren ze zeer geschrokken.

De tweede akte over deze zaak werd opgesteld op 5 juli 1709 door de beschuldigde buurman: Frans Jacobsz. Coster. In deze akte verdedigde Coster zichzelf. Twee buurtgenoten getuigden voor hem. Pieter Jansz. Cuijper en Claas Cornlisz. Veldtboer
verklaarden dat zij na het incident Grietje Jacobs ‘singende ende sprekende, sonder dat sij eenig letsel aan hetselve hebben bespeurt’ over straat zagen gaan. De mannen vertelden dat als het inderdaad waar was dat Coster zijn buurmeisje in de sloot had gegooid, dit voor het ‘opslooten’ van de sloot was gebeurd. De sloot kon dus nooit erg diep zijn geweest. Opmerkelijk is dat de chirurgijn uit de vorige akte, Benjamijn La Tour, in deze akte verklaarde dat hij niet heeft gezien dat Coster daadwerkelijk zijn buurmeisje in de sloot had gegooid.

weerwoord op de buurman

De derde akte werd ook opgesteld op 5 juli 1709 en is een weerwoord op de bagatelliserende versie van de buurman. De akte werd opgesteld op verzoek van de hoofdofficier van de stede Westwoud. Uit deze akte blijkt dat Grietje na de val in het water ernstige gezondheidsklachten ontwikkelde. Voor de notaris vertelden Annetje Louris, de moeder van Grietje, en Trijntje Jochems, de grootmoeder van Grietje, wat er was gebeurd. Later in de akte komt ook nog Jan Jansz Grootebroek aan het woord.

Annetje Louris vertelde dat zij op de dag van het incident op de straatweg liep en haar twee dochters zag staan op het land van de buurman. Ze zag de buurman het land opkomen met een grote stok waarmee hij de meisjes bedreigde. Het bleef niet bij dreigen. Hij greep Grietje ‘met een groote hevigheijt’ bij de arm en sleepte haar naar de sloot waar hij haar in gooide. Uiteraard schrok Annetje Louris hier zeer van. Op het ‘groot gerugt’ kwam Trijntje Jochems af. De buurman zag dat de moeder nu richting haar dochter liep, en kwam dreigend naar haar toe met de stok in de hand. Hierop keerde Annetje weer om.

groot verbaastheyt

Het was Grietje ondertussen gelukt om uit de sloot te klimmen. De grootmoeder van Grietje was mondiger en sprak de buurman ‘in groot verbaastheyt’ aan: ‘Jouw regte guijtzak, zult ghij andere luijden kindren in sloot smijten?’. De buurman dreigde vervolgens ook Trijntje met de stok te slaan. Moeder, grootmoeder en de buurman gingen vervolgens al ‘twistende en kijvende’ van het land af. De kletsnatte Grietje was ondertussen op eigen kracht naar huis gelopen.

Jan Jansz. Grootebroek, de oom van Grietje, hoorde die middag het relaas van Annetje Louris. Hierop besloot Jan eens een hartig woordje met de buurman te spreken. De buurman was zich klaarblijkelijk van geen kwaad bewust. Zodra hij Grootebroek in het oog kreeg riep hij uit ‘Wat zullen wij die vrouw-luijden leeren!’. Jan vroeg de buurman wat er was gebeurd. De buurman antwoordde dat ‘op die hoek van ’t land keeren zij mijn koejen. Mogen zij dat doen?’. Grootebroek was het ermee eens dat dat niet de bedoeling was. Maar vond het geen reden om een meisje in de sloot te gooien: ‘men zoo niet handelde, en dat dat geen stijl van regten was’. De buurman bleef echter bij zijn standpunt: ‘ik zal ze egter in de sloot bruyjen’.

De chirurgijn van Jan Luyken

Gezondheid van Grietje

Vervolgens gaat de akte verder over de gezondheidstoestand van Grietje. De moeder en grootmoeder van Grietje vertelden dat Grietje sinds zij in de sloot was gegooid ziek was. De dag na het ongeval had Grietje al last van zware hoofdpijn en slecht zicht. Ze was niet in staat om haar gewone werkzaamheden uit te voeren. De moeder van Grietje vroeg de chirurgijn om advies. En zo verschijnt Benjamijn La Tour weer ten tonele. Hij onderzocht het meisje op 13 juni en schreef ook een aantal middelen voor.

Maar de klachten bleven toenemen. Grietje raakte buiten bewustzijn, toen ze weer bijkwam was ze blind en verkeerde ze in een gevaarlijke en slechte toestand. De chirurgijn vertelde dat ondanks het advies van de twee Hoornse doctoren de klachten van Grietje maar bleven toenemen. Soms ging het even iets beter, maar daarna werden de klachten weer ernstiger. De moeder en grootmoeder van Grietje verklaarden verder nog dat Grietje hen had verteld dat de buurman haar had ‘geschopt, gestoten, in ’t sloot gesmeten, en met de stok ondergeduwd’.

zorgwekkende toestand

De volgende akte is van 16 juli 1709. Ook deze werd opgesteld op verzoek van de schout van de stede Westwoud. Deze akte gaat geheel over de zorgwekkende toestand van Grietje. Verschillende getuigen vertelden wat zij hadden gezien. Pieter Jacobsz. Beemsterboer was een aantal dagen na het ongeval van Grietje bij haar thuis om schoon te maken. Het viel hem op dat Grietje bijna niets meer uit zichzelf deed. Pieter had Grietje meerder malen gevraagd om water te halen. Maar dat vergat ze onmiddellijk, ze liet de emmer staan en keek er naar. Waarop Pieter haar vroeg: ‘Hoe sta je soo Griet, ’t is of je mal bent?’.

Toen Pieter haar daarna nog een aantal keer zag, viel het hem op dat Grietje achteruit ging, steeds ‘dommelijker’ werd en langzaam blind werd. Evert Gerritsz bezocht Grietje in de dagen na het ongeluk. Bij één van deze bezoekjes lag Grietje schreeuwend van de hoofdpijn in bed. Bij een volgend bezoek viel het Evert op dat Grietje erg verward was en dat ze slecht kon zien. Jan Tessel bevestigde dit verhaal. Hij verklaarde dat Grietje belemmerd was in haar zicht en verstand en dat ze niet was zoals hij haar altijd had gekend.

Grietje overleed op 10 augustus 1709, blind en krankzinnig. Ze was 15 jaar oud. De buurman werd niet veroordeeld.

Gerelateerde documenten

Bezoek ons archief of klik op een document om deze aan te vragen voor inzage.

1685 – Notarissen in West-Friesland tot 1843, inv. nrs. 370, akte 50, 51, 52 en 53

Akten, 1708-1711
Meer informatie

0003 – Oud-rechterlijke en weeskamer archieven 1357-1858, inv. nrs. 4731, datum 20-08-1709 t/m 26-11-1709

Schoutsrol, 1704-1790
Meer informatie

Meer verhalen

Bekijk alles