Ga naar content

Jacob Pietersz. Groot was oud-commissaris in Hoorn. Blijkbaar had in zijn werkende leven goed verdiend. Hij had een tuin in polder de Schermer. En een hofstede met tuin in de Beemster.

De Schermer

Het waren waarschijnlijke fijne plekken om te vertoeven als de stad te druk werd. Uiteraard moesten deze tuinen worden onderhouden. Er waren boomgaarden met fruit, een moestuin die beplant moest worden en de duiven en de hond hadden verzorging nodig. En dus ging Jacob Pietersz. Groot op zoek naar een tuinman. Op nieuwjaarsdag 1684 werd een contract afgesloten met Cornelis Maartens uit Lutjebroek, hij werd de nieuwe tuinman. In het contract, wat werd opgesteld door de notaris, stonden allerlei bepalingen.

Cornelis Maartens

Op nieuwjaarsdag 1684 verscheen de ‘eersame meester’ Jacob Pietersz. Groot, oudcommissaris van Hoorn, voor de notaris van Hoogkarspel. Hij was daar niet alleen, Cornelis Maartens uit Lutjebroek was er ook bij. En met goede reden. Cornelis was zojuist aangesteld als tuinman. En de notaris noteerde precies welke werkzaamheden Cornelis moest uitvoeren.

Cornelis werd verantwoordelijk voor het onderhoud van een tuin en hofstede in de Beemster en van een tuin in de Schermer van Jacob Pietersz. Groot. In deze periode was het niet ongebruikelijk voor de rijke bovenlaag van de stedelijke bevolking om een ‘buiten’ te hebben. Een plek op het platteland waar men zich in de zomer kon terugtrekken.

klaar van alle onkruijt

In de akte werd beschreven wat Cornelis hoorde te doen. Er werd van hem verwacht dat hij de tuin ‘ruijm, schoon en klaar van alle onkruijt’ hield. Hij moest de bomen snoeien en op de hond en de duiven van Jacob Pietersz. Groot passen. Ook mocht Cornelis in de vijver vissen. De vis was uiteraard bedoeld voor zijn broodmeester of voor verkoop op de markt. Cornelis mocht niet voor eigen gebruik uit de vijver vissen.

Er was ook een moestuin, deze moest ‘met soedanige kruijden en waren te besaijen en beplanten als te voornoemde heerschap hem sal commanderen te doen’. In de boomgaard groeiden ‘appelen, peren, pruijmen, karsen en aalbessen’, het was de taak van Cornelis om deze te plukken. Mocht Cornelis ziek worden of anders verhinderd zijn om zijn werk uit te voeren dan had Jacob Pietersz. Groot het recht om iemand anders in zijn plaats aan te stellen. Groot belooft in de akte Cornelis ‘te versorgen van een behoorlijcke woninge (…) en daer en boven met een somma van vijftigh Carolus Gulden in het vierendeel jaars’. Per jaar kon Cornelis dus tweehonderd gulden verdienen. Dat was geen vetpot.

De Beemster

twee nieuwe tuinmannen

Cornelis ondertekende de akte en alles leek in orde. Maar blijkbaar zag Cornelis toch al snel af van zijn nieuwe betrekking. Want tien dagen na het opstellen van de akte verscheen de Edele Jacob Pietersz. Groot weer voor de notaris. In deze akte, opgesteld op 10 januari 1684, neemt hij twee nieuwe tuinmannen aan. Albert Claesz. en Pieter Conelisz. Pos gingen de functie vervullen. Ze werden geassisteerd door hun vaders. Deze waren waarschijnlijk aanwezig omdat de aspirant-tuinmannen nog minderjarig waren.

De beide partijen ‘verclaerden met malkanderen gecontracteert overgekomen ende verdragen te sijn’ dat de Albert en Pieter de tuin in de Beemster gingen onderhouden. De tuin in de Schermer hoefde zij niet te verzorgen. De werkzaamheden waren ongeveer gelijk als in de voorgaande akte. Wel staat in deze akte dat Albert en Pieter het gehele jaar op de hofstede diende te verblijven en ‘noijt beide te gelijck daer aft’ te gaan. Bij ziekte of andere noodzakelijkheden moesten zij voor vertrek eerst het ‘consent van t heerschap’ vragen en de tuinmannen mochten ‘niet langer (…) uijtblijven als twee etmael op t langste’. Samen verdienden Albert en Pieter 300 gulden per jaar. Indien zij zich niet aan de afspraken hielden konden zij een boeten krijgen van 50 gulden. De akte werd ondertekend, en zo had Jacob Pietersz. Groot eindelijk zijn tuinmannen in dienst.

De hovenier van Jan Luyken

Gerelateerde documenten

Bezoek ons archief of klik op een document om deze aan te vragen voor inzage.

1685 – Notarissen in West-Friesland tot 1843, inv. nrs. 1966, akte 123 en 124

Akten, 1680-1685
Meer informatie

Meer verhalen

Bekijk alles