Kornelis Dool en Theunis Pietersz. Timmerman waren naast buren ook collega’s. Beiden waren schepen en vroedschap van Twisk. Timmerman was daarnaast, zijn naam verraadt het al, huistimmerman. En hij had aan de oostzijde van zijn huis een stuk aangetimmerd. Dool was hier niet zo blij mee, want het was veel te dicht op zijn erf gebouwd. Volgens Timmerman viel dat wel mee, er was nog behoorlijk wat ruimte over.
Het waren blijkbaar twee verstandige mannen. Het lukte ze om afspraken te maken over de uitbouw van Timmerman. In december 1718 stapten ze naar de notaris om het afgesprokene te laten vastleggen in een notariële akte. Dit voorkwam toekomstige ‘oneenigheden, proces, moeijten en kosten’.
burenruzies
De notaris in de achttiende eeuw werd ook betrokken bij het vastleggen van afspraken tussen buren. Dit was een manier om toekomstige burenruzies te voorkomen of bestaande burenruzies te beëindigen.
Oud-burgemeester, schepen en vroedschap van Twisk, Kornelis Dool, was de buurman van Theunis Pietersz. Timmerman. De laatste was ook vroedschap en schepen van Twisk, van beroep was hij huistimmerman. De heren had een meningsverschil over het ‘uijttimmeren’ van het huis van Timmerman aan de oostzijde. Dool vond deze verbouwing ‘te na aan zijn erf gezet te wezen’, Timmerman was het daar niet mee eens en vond dat ‘dezelve wel en op eene behoorlijke tusschenwijte stonde’. Ondank dit verschil in mening waren de buurmannen het er wel over eens dat ze verdere ‘oneenigheden, proces, moeijten en kosten’ wilden voorkomen. Het lukte ze om afspraken met elkaar te maken en deze lieten ze door de notaris vastleggen op 12 december 1718.
afspraken
Dool ‘consenteert en staat toe’ dat Timmerman aan de oostzijde zoveel mocht verbouwen als hij wenste, mits hij ‘het getimmerde met pannen dekke ende daar onder legge, en in vervolg van tijt of zelf, ofte die indertijt eijgenaar van dit huijs mogte worden, onderhoude’. Daarnaast moest Timmerman zorgen voor goede goten die het hemelwater naar de sloot ten zuiden van het erf kon leiden. In het deel dat Timmerman aanbouwde, mochten aan de oostzijde geen ‘vensters, schuijven nog gaten’ gemaakt worden. Blijkbaar stelde Dool zijn privacy op prijs.
Als er in de toekomst ‘disput’ zou ontstaan over de ‘sufficant-heijt ofte insufficantheijt’ van de goten dan moesten twee onpartijdige mannen een oordeel vellen. Deze onpartijdige mannen werden aangewezen door Dool en Timmerman of de toekomstige eigenaren van hun huizen.
ondertekend
Wanneer Dool of de toekomstige eigenaar van het huis ook wilde uitbouwen aan de westzijde van het huis, dan kreeg hij de vrijheid om dit te doen ‘even digt aan de schijdlijn van partijen erven’ als Timmerman al gedaan had. Timmerman of de toekomstige eigenaar van het pand mocht deze verbouwing niet tegenhouden. De uitbouw van Dool moest wel aan dezelfde eisen voldoen als die aan de uitbouw van Timmerman werden gesteld, dus met pannen gedekt en van goede goten voorzien en geen vensters. Ook werd afgesproken dat de buurmannen bij de uitbouw geen ‘palen, hout, nog aarde of iet anders aan de weegen zal mogen leggen, nog opstapelen’.
Als laatste kwamen Dool en Timmerman overeen dat de goot van Dool die loosde op het slootje behouden bleef, hoewel deze vier duimen over de scheidslijn van het erf overstak. Hierna beloofden de heren elkaar zich aan de afspraken te houden en werd de akte ondertekend.
Gerelateerde documenten
Bezoek ons archief of klik op een document om deze aan te vragen voor inzage.