De wereld van de geneeskunde was vroeger een mannenwereld. Doktors en chirurgijns waren (vrijwel) altijd mannen. De meeste gebruikte middelen in strijd tegen ziekten waren braakmiddelen, laxeermiddelen en aderlaten.
Bijzonder is het dan ook om de akten te lezen die zijn opgesteld door notaris Jan Reijersz Rijp in 1682. Getuigen vertelden in deze akte over de geneeskunst van een vrouwelijke ‘dockteresse’ en hoe zij probeerde een zieke te genezen.
een mannenwereld
In de zeventiende eeuw stond de geneeskunde nog in de kinderschoenen. Dokters werden weliswaar geschoold aan de universiteit maar hadden na het afstuderen maar weinig praktische kennis. Veel toegepaste remedies tegen ziekten waren braakmiddelen, laxeermiddelen en aderlaten. Bij dat laatste werd bloed afgetapt, men geloofde dat zo het ‘zieke’ bloed het lichaam kon verlaten. Verder vertrouwde men op het oordeel van God en werd voor de gezondheid van zieke gebeden.
Behalve dokters waren er ook chirurgijns. Zij waren niet geschoold aan de universiteit en leerde het vak in de praktijk. Chirurgijns zorgden onder andere voor het aderlaten en het verzorgen van wonden en botbreuken. De wereld van de geneeskunde was een mannenwereld. Dokters en chirurgijns waren (vrijwel) altijd mannen. Maar behalve deze beroepsgroepen waren er ook andere ‘genezers’ actief. In twee notariële akten uit Avenhorn uit 1682 ontmoeten we een vrouwelijke genezeres en lezen we over een behandeling die zij uitvoerde bij een zieke patiënt.
Wellemoet Lucas
De eerste akte werd opgesteld op 29 mei 1682 door notaris Jan Reijersz Rijp in Avenhorn. Op verzoek van Claes Jans de Boer legden Sijmen Jans en Jan Pietersz Moerbeeck een verklaring af. Sijmen en Jan woonde aan de Middenweg in de Beemster. Daarnaast legde ook Wellemoet Lucas een verklaring af, zij woonde op de Kathoek onder Oudendijk en was een ‘dockteresse’. Sijmen Jansz verklaarde dat hij op 12 november 1681 een aantal koeien had gekocht van ene Allerdt Heijndrijcks Wildeboer. Jan Pieterz. Moerbeeck en Claes Jans de Boer waren ook aanwezig bij deze koop.
De getuigen verklaarden dat op het moment van de koop Claes Jans de Boer ‘gesont ende maghtigh was’. Hij was prima in staat al zijn werkzaamheden die bij ‘sijn huysmanwerk’ (het boerenbedrijf) hoorde, uit te voeren. Zoals ‘ploegen, saeyen ende voort alle ’t een een huysman, gesont sijnde, behoorde te doen’. Het was de getuigen niet opgevallen dat Claes in de herfst van 1681 door enig ongemak van ‘sieckte, koorsen ofte quinerij’ werd geplaagd.
opgezwollen hoofd
Daarna verklaarden de getuigen dat Claes Jans de Boer na een bezoek van twee doctoren een opgezwollen hoofd kreeg. Er staat in de akte niet waarom of wanneer dit bezoek plaatsvond. De zwelling aan het hoofd was zo ernstig dat Claes gedurende drie á vier etmalen bijna niets meer kon zien en alleen maar op zijn rug kon liggen. Wellemoet Lucas, de ‘dockteresse’ werd erbij geroepen. Zij bekeek de urine van de zieke en verklaarde ‘bescheijdelijck (…) de quale hem in het lijf leggende van een grote verschrijckinge ende alteratie was gekomen’. Wellemoet Lucas behandelde Claes de Boer vanaf Kerstmis tot begin februari 1682.
Twee maanden na het opstellen van de eerste akte liet Claes Jansz de Boer op 17 juli 1682 weer een akte opstellen over zijn ziekbed. Wellemoetje Lucas verklaarde in deze akte nogmaals in welke periode zij Claes had behandeld. Zij verklaarde verder dat zij Claes ook na februari ‘soo nu ende dan (…) noch verschijden medicamenten’ had verkocht die hij in juli nog steeds gebruikte. Wellemoetje verklaarde verder dat zij voor Claes een ‘kussentje met kruijden heeft geordonneert, voor de duijselinge ende draijinge des hoofts’. Dit moest Claes nog dagelijks dragen omdat hij naar het oordeel van Wellemoetje nog steeds niet ‘ten vollen is genesen van de quale’.
Gerelateerde documenten
Bezoek ons archief of klik op een document om deze aan te vragen voor inzage.
1685 – Notarissen in West-Friesland 1552-1843, inv. nrs. 191, akte 15 en 16