Diefstal!
In september 1792 werd het kasteleinsechtpaar van het Rode Hert in Bovenkarspel beschuldigd van diefstal. Vader en zoon Groen hadden een feestelijk maaltijd in het Rode Hert genuttigd ter ere van de jaarlijkse dam- en gotenschouw in Grootebroek. Na de maaltijd wilden zij weer naar huis gaan met hun wagen. Echter, een kussen was van de wagen verdwenen.
Vader Groen gaf de kastelein, Jan Scholten, de schuld van de vermissing van het kussen. Hij eiste een schadevergoeding van veertien gulden, een aanzienlijk bedrag in die tijd. Om van het gezeur af te zijn wilde Jan al bijna het geld uit de kas pakken, maar hij werd tegengehouden door zijn vrouw. Vader en zoon Groen vertrokken. Maar een aantal dagen later stond vader Groen weer voor de deur bij het Rode Hert. Alwaar hij ‘ter sterksten heeft geinsteert op de voldoening van voornoemde veertien gulden’. Maar die kreeg hij niet van Jan.
Het lijkt erop dat dit dus een zaak was tussen het kasteleinsechtpaar en vader en zoon Groen. Maar dat is niet zo. Twee getuigen wisten namelijk te vertellen dat het betreffende kussen nooit van vader en zoon Groen was geweest, maar van iemand anders.
vermissing van een kussen
Een klein ‘iets’ kan al een reden zijn voor een hoogoplopende ruzie. Notaris Pieter Schotsman te Grootbroek stelde aan het einde van de achttiende eeuw vier akten op over de vermissing van een kussen.
De eerste akten gaan nog niet in op de inhoud. Maar de hoofdpersonen worden alvast voorgesteld. In de akte van 30 augustus 1793 machtigde Eelse Hellinga, grutter te Bovenkarspel, een advocaat en een procureur om namens hem te procederen in een zaak tegen oud-schepen Klaas Groen en zijn zoon Theunis Groen. In de tweede akte van 16 september 1793 machtigden vader en zoon Groen een advocaat in Enkhuizen om hen te verdedigen in het proces tegen Eelse Hellinga.
Groen en Hellinga
Het gaat dus om een zaak tussen vader en zoon Groen en grutter Hellinga. Maar wat is er dan gebeurd? De gebeurtenissen worden omschreven in de derde akte van 21 september 1793. Jan Scholten, 52 jaar oud, en Anna Bogt, 55 jaar oud, legden een verklaring af voor notaris Schotsman. Jan en Anna waren een kasteleinsechtpaar en woonden in het Rode Hert te Bovenkarspel. Zij verklaarden dat ten tijde van de ‘dam en grote schouw’ van de stede Grootebroek op 5 september 1792 Klaas Groen het Rode Hert had bezocht. Klaas was aanwezig bij de maaltijd die de betreffende avond werd gehouden ter ere van de schouw. Jan en Anna vertelden dat ‘in den avond wanneer de kaarsen reeds waaren ontstoken mede te hunnen huijse gekomen is Teunis Groen (…) met een clais met paart’. De paard en wagen werden door Jan naar de stal gebracht.
Na het beëindigen van de maaltijd wilden vader en zoon Groen weer vertrekken. Ze ontdekten echter dat een kussen van de wagen was verdwenen. Hierop eisten zij veertien gulden schadevergoeding van Jan Scholten. Na een woordenwisseling wilde Jan het geld uit de kas pakken om van het gezeur af te zijn, maar hij werd hierin tegengehouden door zijn vrouw. Vader en zoon Groen vertrokken hierna.
jan scholten
Een aantal dagen later kwam Klaas Groen weer langs bij het Rode Hert waar hij ‘ter sterksten heeft geinsteert op de voldoening van voornoemde veertien gulden’. Dit werd door Jan Scholten ‘volstrektelijk’ afgeslagen, ‘niettegenstaande de voornoemde Klaas Groen hun deposant zelfs met een geregtelijk vervolg durfde te bedrijgen’.
Jan en Anna zouden dus onzorgvuldig met de wagen zijn omgegaan waardoor het kussen was kwijtgeraakt. In de vierde akte van deze zaak, van 24 september 1793, legden twee getuigen op verzoek van Eelse Hellinga een verklaring af. De getuigen zijn Willem Elbertsz., een schipper van 36 jaar oud en Jan van de Poel, 28 jaar oud. Beiden woonden in Enkhuizen. Zij verklaarden dat zij in 1791, 1792 en 1793 diverse malen met Hellinga uit rijden waren gegaan met zijn wagen. En dat op deze wagen een kussen lag ‘het welke door de requirant Eelse Hellinga (…) onlangs na Grootebroek is gebragt, en aldaar van de Edelachtbare Heren Schepenen dien Stede vertoont en vervolgens ter bewaaringen is overgegeven’. Dit kussen zou door Klaas en Theunis Groen zijn voorgewend ‘te zijn hun Kusjen’. Dit klopte echter niet volgens Jan en Willem, zij wisten zeker dat Hellinga de eigenaar van het kussen was. Immers, zij gingen al jarenlang zeer bevriend met Hellinga om en hadden zodoende ‘overvloedige gelegenheden (…) gehadt voorzegde questieuse kusjen te zien daar van gebruijk te maken’.
Schadevergoeding
Het lijkt er dus op dat vader en zoon Groen het kussen van Hellinga misbruikten om een schadevergoeding van veertien gulden bij het kasteleinsechtpaar los te krijgen. Gelukkig maar dat dit niet gelukt is…
Gerelateerde documenten
Bezoek ons archief of klik op een document om deze aan te vragen voor inzage.
1685 – Notarissen in West-Friesland 1552-1843, inv. nrs. 1691, akte 1, 2, 3 en 4
Akten, 1793-1796 okt. 25