De schreeuwende schout
Op 4 augustus 1741 stond plotseling de bode van de schout voor de deur van het predikantsechtpaar De Beer in Abbekerk. Uit naam van de schout kreeg predikant De Beer een boete opgelegd van dertig gulden vanwege het afvuren van een musketr. De predikant was zeer verbaasd, hij had al minstens veertien jaar geen ‘geen schietgeweer (…) gebruykt om te schieten’.
De onterechte boete zat de vrouw van de predikant, Margarita Brugherus, behoorlijk dwars. Toen de volgende dag de kinderen zich aan het vervelen waren, stuurde ze hen de deur uit met de sarcastische woorden: ‘en siet of er niet een canon werd afgeschooten’. Het erf van de predikant en zijn vrouw grensde namelijk aan het erf van de schout, slechts gescheiden door een sloot. Maar de schout bevond zich binnen gehoorafstand. En hij werd vreselijk kwaad.
Van lantschot
In 1741 was Van Lantschot schout van de stede Abbekerk. De stede Abbekerk bestond uit de dorpen Abbekerk, Twisk, Midwoud en Lambertschaag. Deze dorpscombinatie ontving op 2 februari 1414 het stadsrecht. De schout was het hoofd van het justitieel apparaat, het hoofd van de schepenbank en had ook bestuurlijke verantwoordelijkheden. Schout en schepenen zorgden voor de rechtspraak en de bestuurszaken van een stad. Van Lantschot was dus een belangrijk man in Abbekerk.
Een andere belangrijke functie in een dorp werd vervuld door de predikant. De predikant van Abbekerk van 1721 tot 1755 was Cornelius de Beer. Hij was getrouwd met Margarita Elisabeth Brugherus. De predikant en zijn vrouw verschenen op 27 augustus 1741 voor de notaris van Abbekerk. Hun dienstmaagd, Aaltje Alberts, was er ook bij. Samen legden zij een verklaring af over het gedrag van de schout Van Lantschot eerder die maand.
de dienaer
Op 4 augustus stond de ’dienaer’ van de schout bij de predikant voor de deur. Uit naam van de schout legde hij predikant De Beer een boete op van dertig gulden ‘wegens twee schooten, yder schot vijftien gulden’. Zomaar schieten met een musket mocht blijkbaar niet in Abbekerk. De predikant verklaarde echter dat hij niet geschoten had, de afgelopen veertien jaar had hij ‘geen schietgeweer (…) gebruykt om te schieten’.
Margarita Brugherus en Aaltje Alberts verklaarden dat zij de volgende dag buiten waren. De predikantsvrouw stond te strijken en de dienstmaagd hield zich bezig met de kinderen. Hun erf werd met een sloot gescheiden van het erf van Van Lantschot. Margarita stuurde haar verveelde kinderen de tuin in om te kijken ‘of er niet een canon werd afgeschooten’. Dit was uiteraard een spottend reactie op de onterechte boete die het echtpaar de dag ervoor had gekregen van de schout.
schoot uit zijn slof
Maar de schout bevond zich binnen gehoorafstand en hoorde wat Margarita haar kinderen vertelde. En hij schoot uit zijn slof. Hij ging zijn erf op tot aan de sloot en schold Margarita uit met ‘vreeslijke scheltwoorden (…) “Joou donderse beest, duyvelse cannalje”’. Van Lantschot probeerde ook in de woning van Margarita te komen, maar hij werd tegengehouden door zijn vrouw en zus. De schout bleef Margarita ondertussen bedreigen en uitschelden: ‘Joouw blikzemskinderen, morgen voor of onder kerktijt sal ik jouw hebben.’ Gevolgd door nog meer van dergelijke ‘scheltwoorden en dreygementen’.
Niet lang na de scheldkanonnade van de schout stond de burgemeester van het dorp, Sijmon Pietersz. Zijms, voor de deur van het predikantsechtpaar. Met de vraag of Margarita naar de schout wilde gaan ‘om haarselve te verantwoorden’. Margarita was dit niet van plan, ze was behoorlijk geschrokken van
de dreigementen van Van Lantschot. Ze vertrouwde hem niet meer: ‘dewijl het er alles soo in ontsteltenisse en boosheyt was ende dat sijlieden naderhant anders niet bij elkanderen betrouwt waren ende dat ier nog dootslagen ofte het een ofte ander soude mogen gebeuren’. Blijkbaar had de burgemeester hier wel begrip voor. Maar hij kon Margarita niet geruststellen. Hij vertelde zelfs dat de schout Margarita en de meid uit het venster had willen ‘scheuren’. Margarita besloot dat het beter was ‘uyt de oogen van dien rasende schout in haer huys te blijven’. Dit deed zij, een paar weken later bij het opstellen van deze akte, nog steeds deed vanwege de ‘daaglijks meer en meer toenemende vreesselijke gevallen’. Ze durfde niet meer de straat op te gaan.
angstig
Ook de predikant was angstig geworden voor de schout. Op zondag 20 augustus had hij niet durven prediken, uit vrees om door Lantschot ‘te werden (…) agtervolgt ende geattacqeert’. Een week later had De Beer wel gepredikt, maar alleen omdat de schout onverwachts was vertrokken. Helaas kunnen we in het notarieel niet lezen hoe deze zaak is afgelopen. Mogelijk dat in het oudrechterlijke archief meer te vinden is.
Gerelateerde documenten
Bezoek ons archief of klik op een document om deze aan te vragen voor inzage.
1685 – Notarissen in West-Friesland 1552-1843, inv. nrs. 137, akte 25
Akten, 1740-1750