Ga naar content
In 1777 verscheen rond het middaguur een aantal mensen in een herberg in Hoorn voor een verfrissing. Eén van deze personen had blijkbaar niet zo’n goed humeur. Vanwege de vechtpartij die uiteindelijk plaatsvond, lieten de hoofdrolspelers een akte bij de notaris opstellen.

Gebrandt Nierop was oud-burgemeester en waarschap van Berkhout. Hij was aanwezig in herberg de Vergulde Roskammerij bij de Noorderpoort in Hoorn. Op zijn verzoek legde een aantal personen voor de notaris een verklaring af. Zodoende weten we nu wat er die dag plaatsvond in de herberg.

Gerbrandt was met paard en sjees aangekomen bij de herberg. Hier raakte hij in gesprek met Dirk Ruijter uit Amsterdam. Dirk was een koopman in kousen. De koopman was niet onder de indruk van het paard van Gerbrandt. Volgens Dirk liep het paard ‘tribbelachtigh’. Gerbrandt was zeer beledigd en nam deze opmerking ‘ten uijttersten qualijk’ op. Dirk en Gerbrandt kregen ruzie, ze raakte in ‘querell’ met elkaar.

Toen de herbergier en zijn vrouw naar beneden kwamen, troffen zij Dirk de koopman gewond aan, ‘sijn hooft bebloedt’. Twee getuigen verklaarden dat Gerbrandt ‘swaar beschonken’ was. Gebrandt wordt daarna niet meer genoemd in de akte, waarschijnlijk heeft hij na de ruzie de herberg verlaten.

Maar ook Dirk had een flinke slok op. Hij werd door het herbergiersechtpaar aan zijn verwondingen geholpen, een doek gedrenkt in brandewijn werd om zijn hoofd gewikkeld. De herbergier raadde Dirk aan om naar een chirurgijn te gaan en zijn verwondingen te laten behandelen: ‘daar een pleijster op te laaten leggen of dergelijken substantie‘. Maar Dirk bleef in de herberg en in een ‘quaad aardig humeur’ en bestelde nog een glas bier.

De Noorderpoort in Hoorn werd in 1850 afgebroken. Hier vlakbij bevond zich de herberg de Vergulde Roskammerij.

Herberg de Vergulde Roskammerij

Op 5 september 1777 verscheen voor Poulus Streek, notaris te Oosterblokker, een aantal personen die werkzaam waren in herberg de Vergulde Roskammerij bij de Noorderpoort in Hoorn. Herman Jansse en Geesje Hendriks waren de kastelein en kasteleines van de herberg. Neeltje Pieters en Trijntje Visser werkten in de herberg. Allen woonden in Hoorn. Op verzoek van Gerbrandt Nierop, oud burgemeester en waarschap van Berkhout, legden deze personen een verklaring af.

Neeltje en Trijnje verklaarden dat op 16 augustus jongstleden een zekere Dirk Ruijter, koopman in kousen uit Amsterdam, de herberg had bezocht. Hij raakte in gesprek met Gerbrandt. Dirk liet zich volgens Neeltje en Trijntje met verachting uit over het paard van Gerbrandt, ‘en daar van onder anderen te seggen dat het te tribbelachtigh liepe, en soortelijke saaken meer’. Gerbrandt, volgens Neeltje en Trijntje ‘swaar beschonken’, nam dit ‘ten uijttersten qualijk’ op. Er ontstond ruzie, Dirk en Gerbrandt raakte in ‘querell’ met elkaar.

Herman en Geesje

Het herbergiersechtpaar, Herman en Geesje, legden ook een verklaring af. Zij kwamen van boven en troffen de koopman Dirk ‘aan sijn Hoofdt bebloedt’. De herbergierster haalde een das en een doek zodat de gewonde zich kon ‘verschoonen en het verdre bloeden te beletten’. Dirk leek echter niet geholpen te willen worden. Herman de herbergier probeerde hem de doek om het hoofd te binden waarop Dirk ‘sulks met alle gewelt heeft trachten te beletten en tegen te houden’. Tevergeefs, de wonden van Dirk werden verzorgd. De doek, gedrenkt in brandewijn, werd om zijn hoofd gewikkeld en de das werd om zijn hals geslagen. Zijn gezicht werd ook nog afgenomen met een natte doek. De herbergier raadde de koopman vervolgens aan om langs de chirurgijn te gaan om zich te laten verbinden ‘off daar een pleijster op te laaten leggen of dergelijken substantie’.

beijden swaar beschonken

Alle getuigen verklaarden dat de Gerbrandt en Dirk ‘beijden swaar beschonken waren’. Verder waren alle getuigen aanwezig bij het verbinden van Dirk. Zij verklaarden verder dat na het verbinden Dirk geen bloed meer verloor. Er staat in de akte niet vermeld wanneer Gerbrandt vertrok en waar hij heen ging. Waarschijnlijk had hij tegen deze tijd de herberg verlaten, zijn naam werd niet meer genoemd.

Dirk bleef na de medische zorg in een ‘quaad aardig humeur’. Hij ging niet naar een chirurgijn, maar dronk wat rode wijn en bestelde nog een glas bier. Daarna trok Dirk ‘moetwilliglijk’ de doek van zijn hoofd en smeet deze op de grond, ‘seggende onder diverse inpertinente expressiën, dat hij daar niet mede te doen hadde, en sijn parthij, zoo hij voorgaf, wel wat anders leeren soude, met sulke of diergelijke woorden in substantie’, waarna hij vertrok.

Pieter en Klaas

In een tweede akte, van 6 september 1777, lezen we meer over deze zaak. Voor dezelfde notaris verschenen Pieter Sijmonsz Ouwejans, een koopman te Avenhorn en Klaas Pietersz Kolken, een huisman
in Hauwert. Zij legden een verklaring af op verzoek van Gerbrandt Nierop.

Pieter en Klaas verklaarden dat zij op 16 augustus 1777 in de herberg de Vergulde Roskammerij aan de Noorderpoort in Hoorn waren geweest. Daar troffen zij Dirk de Ruijter aan die daar een glas jenever aan het drinken was. Van der Linde, een koopman in dekens en andere waren uit Amsterdam, voegde zich bij hen. Van der Linde wilde op een gegeven moment een paar kousen kopen van Dirk, Dirk was immers een koopman in kousen. Waarop Dirk hem ‘als in een brusq humeur toegrauwde: ‘Kom! Bemoei jij je met je Dekens, Poep!’. Van der Linde reageerde eerst rustig en vroeg hem slechts ‘Wel! Ben jij zoowel geen poep als ik?’. Echter Dirk ging door waardoor ook Van der Linde geïrriteerd raakte: ‘Ja, Ja! Jij bent nu al half dronken. Suijp maar voort Genever, dan sal je wel heel dronken en gek worden’. Hierop vertrok Van der Linde terwijl hij door Dirk voor ‘schurk en schelm en al wat leelik is uijtgescholden’ werd.

Cornelis Wortel

Vervolgens kwam Cornelis Wortel uit Bovenkarspel de herberg binnen. Enige tijd sprak hij met Dirk de kousenkoopman over veeziekte en andere dagelijkse zaken. Maar ook Cornelis werd op een gegeven moment door Dirk ‘geatteaqueert en op een saturique wijse aangesprooken’. Cornelis liet zich niet op zijn kop zitten en reageerde met: ‘Waar bemoeij jij je toch mee Coopman, praat jij van jou kouse je hebt immers geen verstandt van Boere saaken, maar je lijk je wel met alle dinghen te bemoeijen’.

De getuigen dronken hun drankje nog op en vertrokken vervolgens, het was hun duidelijk dat de kousenkoopman ‘toen al merkelijken van de Drank was aangedaan’.

Helaas eindigt hiermee de akte. Het lijkt erop dat Dirk al een flinke slok op had en zich met iedereen bemoeide wat tot een aantal ruzies leidde.

Gerelateerde documenten

Bezoek ons archief of klik op een document om deze aan te vragen voor inzage.

1685 – Notarissen in West-Friesland 1552-1843, inv. nrs. 386

Akten, 1776-1779
Meer informatie

Meer verhalen

Bekijk alles