Zie ook: 0134/118, 119; 0222/012; 0367/085, 086, 158; 0372/045, 157; 0373/002; 0374/112; 0376/063, 064, 065; 0377/002; 0383/110; 0385/162; 6580/058.
Betreft tenaamstelling van een deel van een erfleen onder Westwoud, dat gelegen was tussen de Wijzend en de Zwaagdijk.

Machtiging van de stadsbode van Hoorn door de voogden van de 3 dochters van de overleden leenman van dit leengoed om in Den Haag te compareren voor ‘den heere stadhouder ende leenmannen van de edele groot mogende heeren Staten van Hollandt ende Westvrieslandt, ende aldaar ten behoeve van de voorn[oemde] kinderen gesamentlijk’ of anders desnoods voor de oudste der nagelaten kinderen, ‘te versoeken ende nemen verlij ende investiture van een regt derden deel van een huys ende hofstad, met een weer daar de hofsteede inne leyt, groot wesende vijf half gaarden doorgaans land, ende den werf die gelegen is aan de westzijde van de hofsteede, strekkende tusschen Wijsende ende den Swaagdijk [...], alle gelegen in de banne van Westwoude, welk derden deel jegenwoordig bestaande is in een stuk woudlandt groot in oncosten twee morgen 260 roeden, gelegen tot Westwoude strekkende van de zuydzijde van de weg tot aan de Wijsend [...], van de edele groot mog[ende] heeren Staten van Holland ende Westvrieslandt als een onversterffelijk erfleen, binnen agterzusterskinderen niet te versterven, te leen gehouden wordende in de leenregisteren met no. 169’, dat door het overlijden van de vader van de kinderen op deze kinderen ofwel de oudste dochter is overgeërfd, en om ‘tersake van het voorsz[eyde] leenlandt te doen behoorlijke hulde ende manschap’.