Betreft vecht- en steekpartij in de herberg het Wapen van Drechterland te Hoorn.
Op verzoek van de hoofdofficier van Hoorn en de stede Westwoud attesteren 2 Westwouders en 2 inwoners van Hoogkarspel (onder wie een koperslager aldaar). Zij zijn op zaterdagmiddag 23-12-1724 rond 3 uur in het Wapen van Drechterland in de Achterstraat te Hoorn geweest, waar toen nog 2 met name genoemde Westwou-ders waren. Eén van hen was op gegeven moment tegen de 1e deposant in deze geweldig begonnen te ‘railleeren ende te schempen’. (Railleeren = de draak steken met; schampen, schempen, schimpen = smalen, spotten.) De 1e deposant had daarop gezegd, dat hij dat in zijn eigen huis wel zou verdragen, maar dat hij er geen zin in had dit in de herberg aan te horen. Dit was voor de andere man kennelijk aanleiding genoeg om de 1e deposant een klap te geven, waarna een handgemeen ontstond waarbij de 1e deposant onder kwam te liggen. De overige deposanten trokken de aanvaller echter van de 1e deposant af, zodat beiden konden opstaan.

De 2e en 4e deposant verklaren, dat terwijl werd geprobeerd de zaak te sussen, de bewuste Westwouder plotseling een mes trok en de 1e deposant, die met zijn rug naar hem toe stond, daarmee een haal over de rug gaf, dwars door al zijn kleren heen, zodat deze een wond op zijn rug kreeg. Maar tegelijkertijd was hierbij ook de naast de dader staande eerdergenoemde andere Westwouder zwaar gewond geraakt aan zijn rechterhand, die geweldig bloedde. De 1e deposant heeft niet gezien wie hem de snee in zijn rug gaf. De 3e deposant, die wat meer naar achter had gestaan, heeft geen mes gezien, maar wel het resultaat.
Er is een chirurgijn van de Gouw in Hoorn geroepen om de gewonden te verbinden, maar de in zijn hand gewonde Westwouder werd door het bloedverlies ‘soo flauw’, dat de deposanten vreesden dat hij dood zou bloeden. De chirurgijn had het aanleggen van een tweede verband bij deze man niet meer alleen aangedurfd en had er daarom een andere, niet met name genoemde, chirurgijn bij laten halen.