Zie ook: 0370/133.
Betreft gewelddadig gedrag van een Westwouder.

Op verzoek van de baljuw en schout der stede Westwoud cum annexis getuigen 3 Westwouders, onder wie de oud-burgemeester, en een inwoner van Oudijk onder Westwoud.
De eerste 2 deposanten (de oud-burgemeester van Westwoud en zijn broer!) ver-klaren dat zij begin mei 1711 op straat stonden bij het huis van de 3e deposant in deze (in feite bij het huis dat deze 3e deposant huurt van de 2e deposant!), toen een zekere Westwouder (dezelfde als in 0370/133) op de wagen aan kwam rijden en hun vroeg wat zij van zijn paard dachten, hetgeen zij 'maar sagtelijk beandwoorden' [sic]. Dit scheen hem niet te bevallen, want hij begon op hen te vloeken en te schelden. Vervolgens kwam hij van de wagen af en nam eerst de oud-burgemeester (1e deposant) een hamer af die deze in de hand had, en gooide die in het water. Daarna nam hij hem een boor af, die hij op de grond smeet, waarbij hij dreigde dit ook met de deposant te zullen doen. Nu was de 2e deposant aan de beurt, die hij dezelfde dreigementen onder veel gevloek en gescheld naar het hoofd slingerde, waarbij hij dan weer de ene, dan weer de andere deposant ver-scheidene malen een klap gaf.
De 3e deposant bevestigt dit alles.
De 4e deposant was net uit Oudijk in Westwoud bij het huis van de 3e deposant aangekomen, toen de man onder veel gevloek en gescheld de boor afpakte van de 1e deposant met de woorden: 'Soo als ik de hamer gedaan heb, doe ik de boor.' De boor wierp hij vervolgens weg, zeggend: 'En soo als ik die beyde gedaan hebbe, sal ik dij donder ook doen.' Daarna heeft hij onder veel vloeken en schelden de eerste twee deposanten beurtelings verscheidene malen geslagen.
Zie ook: O.R.A. stede Westwoud, inv.nr. 4731, schoutsrollen, dd. 25-08-1711, 22-09-1711, 13-10-1711 (vooral deze!), 10-11-1711, en 13-06-1713 (gedaagde was toen zeer ziek!).