Toelichting zoeken

U doorzoekt hier de complete collectie van het Westfries Archief.
Klik op de info-knop boven de zoekbalk voor tips bij het zoeken. 

Voor bouw- en hinderwetvergunningen hebben we een speciale zoekpagina.

Wilt u de originele stukken raadplegen die u heeft gevonden? Vraag het stuk dan aan via de knop Aanvragen en kom langs tijdens onze openingstijden. Meer uitleg over het aanvragen van stukken vindt u hier.

Uw zoekacties: heerlijkheid Pijlswaard

Objecten

beacon
 
 
Notariële akte
Attestatie, 19-8-1711
Notaris:
Jacob Schagen
Plaats notaris:
Oosterblokker
Soort akte:
Attestatie
Persoon in notariële akte:
1 Jan Jans Groen  
2 Trijn Jans  
3 Volkert Jans Groen  
4 Aag Jans  
5 Meinsje Paulus Eglifs (!)  
6 Neeltje Dirks  
7 Jan Klaasz Galis  
8 Herkje Teunis  
9 Jan Jans  
10 Elisabeth Gerrits  
11 Pieter Bruins (!) Vlugt  
12 Jan Jans Breg  
13 Adriaan Frederiks (!) Stoppel  
14 Jan Fransz (!) Bredenhof, v.  
15 Klaas Pieters (!) Oudekker  
16 Hendrik Kornelisz (!) Wit  
17 Agnes (!) Simons (!)  
18 Anna Jans (!) Friesmans  
19 Jan Dirks (!) Boer, de  
20 Jan Kornelisz Wigbout  
21 Jakob Gerrits Smerenborst  
Object:
herberg Herberg (op de Hoek)  
hoek/dorpsdeel Hoek van Westwoud  
gebouw Kerk  
heerlijkheid Pijlswaard  
Annotatie1:
Zie ook: 0370/134.
Betreft gewelddadig gedrag van een Westwouder. Op verzoek van de baljuw en schout der stede Westwoud cum annexis attesteren respectievelijk de oud-burgemeester van Westwoud, diens vrouw, hun dienstmaagd, de broer van de oud-burgemeester, een zekere vrouw en haar dienstmaagd, een voormalig schepen van Westwoud en diens dienstmaagd, verder een man wonende 'op het huys en land' van eerdergenoemde broer van de oud-burgemeester, nog een andere dienstmeid, allen te Westwoud, en tevens een man wonende 'bij de kerk' te Westwoud, die blijkbaar bulloper is. De 6e deposante in deze, dienstmeid van genoemde vrouw, verklaart, dat zij op zondag 09-08-1711 rond 5 uur 's ochtends, toen zij van het melken terugkwam, bij de herberg bij de hoek van Westwoud door een zekere dorpsgenoot is 'aangesproken ende aangerand om bij hem te blijven', hetgeen zij heeft geweigerd. Daarop had de man haar ene melkemmer afgepakt en was daarmee de herberg ingegaan, waarna de deposante achter hem aan naar binnen was gegaan om de melk terug te krijgen, terwijl de andere emmer met melk op straat bleef staan. Haar meesteres (5e deposante), die op enige afstand achter haar meid aanliep, heeft de achtergelaten emmer met melk op straat aangetroffen en gezien dat de meid bij die man in de herberg was.
Annotatie2:
Vervolgens wilde zij de twee ketelemmers met melk, die zij bij zich had, helemaal vol gieten uit de achtergebleven emmer. Dit werd haar echter vanuit de herberg door genoemde man verboden. Toen zij daar toch mee doorging, kwam de man naar buiten en schopte haar ene ketelemmer met melk om en stampte hem vervolgens plat, en daarna stootte hij onder veel gevloek en gescheld de andere ketelemmer om, waarbij hij haar toevoegde: 'Gij zijt een dief, Heyndrik Wits hoer! U moer heeft de kleederen van de meyt ende de stremmels uyt 't lamsvat gestoolen! Nu zijn de kleeren en de peeren, ende de melk al den duyvel bij malkanderen!'
De 11e deposant was tegelijk met laatstgenoemde vrouw met zijn bul aan komen lopen tot bij de op straat staande emmer. Hij verklaart de meergenoemde man uit de herberg te hebben horen roepen tegen deze vrouw, dat zij bij hem in de herberg moest komen. De vrouw, die zich enigszins achter de bul verschool, schoot daarbij zover door, dat zij bij haar meids emmer terechtkwam, die daar op straat stond. De deposant bevestigt dat genoemde man haar verbood haar emmers bij te vullen. Ook zei de man tegen de deposant dat hij bij hem 'op de kamer' moest komen, wat hij weigerde omdat hij het dorp in moest. Vervolgens was de man uit de herberg gekomen en had geprobeerd hem te dwingen om met hem te drinken, 'selfs met eenig instrument in de hand', waarvan de deposant zegt dat hij door de opwinding niet heeft kunnen zien wat het precies was. In ieder geval had de man daarmee geweldig tegen hem staan 'schermen', terwijl de deposant hem met zijn hoorn afweerde, waarbij op deze hoorn een schram was gekomen. Vervolgens had de man, toen hij merkte dat de meergenoemde vrouw toch probeerde haar emmers bij te vullen, zich razend en tierend naar haar toegewend en haar emmers omge-schopt. De deposant was ondertussen gewoon doorgelopen.
Annotatie3:
De oud-burgemeester en zijn vrouw (1e en 2e deposanten) hadden op dezelfde morgen op hun land zitten melken, toen de bewuste man met zijn sjees uit de richting van de hoek van Westwoud (uit het westen) aan was komen rijden, en tegen de 1e deposant had gezegd: 'Siet stu wel, daar kom ik nu eerst aan. Ik ben met studie, daarom soo lang uytgebleven.' Daarna was de man op hun land gekomen en op de 1e deposant begonnen te schelden en te dreigen dat deze niet levend van zijn land af zou komen, en had hem vastgepakt, zodat hij gedwongen werd te stoppen met melken en overeind te komen. Vervolgens had de man onder veel gevloek de emmer met melk van de deposant omgeschopt. Tenslotte was de man ver-trokken met de aankondiging nu naar de broer van de 1e deposant te gaan en dat die niet levend van het land zou komen. De voormalige schepen (7e deposant) en zijn dienstmeid (8e deposante), die op het ernaast liggende land waren, bevestigen de bovenstaande verklaring, in zoverre, dat zij de man met de sjees hadden zien aankomen, bij de 1e deposant en zijn vrouw op het land zien komen, en zij ook het vloeken en schelden en het gerammel van de emmer die werd omgestoten hebben gehoord. Bij het weggaan zou de man hebben geroepen: 'Nu gae ik na Volkert toe. Die sal er ook van hebben, of die sal er ook voor kleeven, of God sal geen God meer wesen.'
Annotatie4:
De 9e deposant, wonende 'op het huys ende landt' van de 3e deposant in deze (de meergenoemde broer van de oud-burgemeester), verklaart dat op die zondagmorgen, terwijl hij op het land zat te melken, de betreffende man met de sjees uit het oosten is komen aanrijden, en tegen hem had gezegd: 'Kom an Jan, wilst nu mee, ik gae na 't heerschop toe, die sal ik de hals breeken'. De deposant zou daarop hebben geantwoord: 'Mij leyt daar niet aan gelegen, Claas'. Vervolgens is de man doorgereden naar het westen, alwaar de 3e deposant 'te melken was'. De 3e deposant en de dienstmeid van zijn broer (4e deposante) zaten te melken, toen de man uit het oosten kwam aanrijden, en meteen tegen de 3e deposant begon te roepen, dat deze bij hem op de weg moest komen. Toen de deposant dit niet wilde, had de man onder veel gevloek en gescheld de koe weggejaagd, waaronder de deposant zat te melken (hij zat dichtbij het hek aan de weg). Toen de deposant achter de koe was aangelopen om verder te gaan met melken, kwam de man het land op, joeg de koe weer weg en riep: 'Dou donderhond, laat de koe maar loopen! Wat is er aan de koe gelegen? Dou souste aanstonts sterven!' Of iets van gelijke strekking. Daarna had hij de 3e deposant aangeval-len, 'schoppende ende stooten-de', totdat zijn klompen ervan uitgingen. Deze klompen had de man vervolgens verscheidene malen naar het hoofd van de deposant gegooid, waarbij hij hem één-maal aan het hoofd had geraakt, zodat de deposant daar een buil aan zijn hoofd van overhield. Tenslotte is de 3e deposant het huis van een vrouw daar in de buurt ingevlucht. De man had hierna nog enige woordenwisselingen gehad met de dienstmeid van de 3e deposant en vervolgens een emmer melk over het land gegooid. De 10e deposante, ook een dienstmeid, heeft de man op het land naar de 3e depo-sant zien slaan en met de klomp zien gooien.
Annotatie5:
De 4e deposante, de dienstmeid van de oud-burgemeester, heeft toen zij met 2 emmers melk naar huis liep, gezien dat de man met zijn sjees tot het huis van een zekere dorpsgenoot is gereden en daar zijn paard en sjees vastmaakte. Toen de meid daar weer langskwam om de overige melk van het land te halen, had de man haar weer aangesproken en gevraagd waar de 3e deposant was en of hij thuis was. Vervolgens zou hij hebben gezegd: 'Ik zal Volkert hier tot middag toe verwagten, ende hem waarnemen. Ik sal die duyvel wel hebben.' De 1e, 2e en 4e deposanten verklaren gezamenlijk, dat dezelfde man op diezelfde zondag omtrent 'ruym acht uuren' bij hen thuis op bezoek is gekomen en had gevraagd of hij een pijp tabak mocht opsteken. De 2e deposante (de vrouw van de oud-burgemeester) had hierop geantwoord, dat dat wel mocht 'als hij goet schik wilde', maar anders liever niet. De man was bij het vuur gaan staan en de oud-burgemeester had hem de tang met een kool vuur aangegeven om zijn pijp aan te steken. Nadat hij dit had gedaan, had de man de tang 'onder veel vloeken seer boosaardig' naar het hoofd van de 1e deposant gegooid, die het ding door snel voorover te bukken wist te ontwijken. De tang was door de botsing met de wand kromgebogen. De oud-burgemeester had geprobeerd de man te sussen met: 'Soet Claas, 't kan soo niet gaan.' Onmiddel-lijk hierop greep de man hem 'onder continueel vloeken ende schelden ende rasen' [...] 'in de boosem', zeggende: 'Dou oude duyvel, ik sal dij in dijn eygen huys vandaag den hals breken', onderwijl hem 'stootende ende continueel aandoende, dikmaal hem [...] de dood sweerende onder veel vloeken ende schelden'.
Annotatie6:
Op dat moment was de broer (3e deposant) 'met de pols over het land' thuis-gekomen en had terwijl hij door de schuur achter het huis binnenkwam, ‘'t getier ende gekerm hoorende’, gemeend dat zijn broer werd gedood, om welke reden hij een greep (hooivork) uit de schuur had meegenomen om zijn broer te ontzetten, waarmee hij de man, ziend dat hij zijn broer op de grond vasthad, een slag op het hoofd had toegebracht. Vervolgens was de 3e deposant verder in handgemeen met de man geraakt. Hierna had de man volgens de 1e, 2e en 4e deposanten gevraagd hem te laten gaan, zeggende: ''t Is mijn schuld, laat mij gaan. Ik zal bij mijn ziel sulcx niet meer doen.' Maar zodra hij buiten was, zou hij alweer hebben gezworen de twee broers te zullen doden. De 7e deposant en zijn dienstmaagd (8e deposante) hebben wel gehoord, dat terwijl de man bij bovenstaande personen in huis was, daar 'veel rumoer ende geweld' in huis was, maar weten niet precies was er gebeurde.
Zie ook: O.R.A. stede Westwoud, inv.nr. 4731, schoutsrollen, dd. 25-08-1711, 22-09-1711, 13-10-1711 (vooral deze!), 10-11-1711, en 13-06-1713 (gedaagde was toen zeer ziek!).
Toegangsnummer:
1685 Notarissen in West-Friesland tot 1843, 1552-1843
Inventarisnummer:
370
Aktenummer:
133
Status:
De voor- en achternamen in de index van deze akte zijn gestandaardiseerd

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
 
 
 
chat loading...