Zie ook: 0370/045, 046, 063, 064, 065, 075, 076, 077, 078A, 078B, 079, 080, 090, 100, en: 1968/035 (zonder annotatie).
Op verzoek van de officier der stede Westwoud cum annexis verklaren de gerechts-bode en een 'dienaar van de justitie aldaar', dat zij op donderdag 01 05-1710 een zekere inwoner van Binnenwijzend hebben bekeurd wegens de aanwezigheid van een 'aaxtersnest' (eksternest) op de noordwesthoek van zijn huis. De man ver-klaarde echter, dat de twee mannen die zich eigenaar van de plaats noemden deze bekeuring maar moesten betalen.

Ook heeft deze man toen tegen de deposanten gezegd, dat zijn schaap en zijn lammeren uit het hok waren gebroken en inmiddels op het erf of land liepen, en ook dat hij zijn paard van de stal af op de weg had gejaagd, vanwaar het inmiddels op het land was gelopen, waarvan de genoemde eigenaars van zijn huis hem hadden verboden dit met beesten 'te beslaan', en dat hij dat niet kon helpen. Hij zei verder van plan te zijn ook de koeien vanuit de stal de weg op te jagen.
De gerechtsbode verklaart uit naam van de twee bovengenoemde eigenaars op 01-04-1710 de bewuste man uit Binnenwijzend te hebben verboden ('interdict gedaan') om het land, waarover een proces gaande was tussen beide partijen, 'niet te beslaan, hetzij met beesten daarin te brengen, ofte yets anders daarmeede te doen'. Op zaterdag 17-05-1710 heeft de bode uit naam van zijn opdrachtgevers dit 'interdict' weer 'ontslagen' (opgeheven), door een exploot te doen aan de meid van de betreffende man, aangezien deze afwezig was. Deze meid vertelde de bode, dat haar baas, toen hij dinsdag 13-05-1710 van het stadhuis (in Oosterblokker) kwam, de koeien al in de wei had gejaagd, omdat hij, zoals hij beweerde, het proces gewonnen had.
Zie ook: O.R.A. stede Westwoud, inv.nr. 4731, schoutsrollen, dd. 10-06-1710, 24-06-1710, 30-09-1710.