Betreft vechtpartij in herberg te Wognum.
Op verzoek van twee 'hooftofficieren des stads Hoorn ende der stede Westwoude', respectievelijk heren van Etersheim en Pijlswaard, (twee broers), verklaren 2 paardenkopers uit Oosterblokker, dat zij na de Schager paardenmarkt op 17-06-1706 's avonds in een herberg te Wognum getuige zijn geweest van een vechtpartij tussen een man uit Binnenwijzend en iemand uit de Buurt onder Midwoud, welk handgemeen zonder duidelijke aanleiding was uitgelokt door de man uit Binnen-wijzend.

Tijdens het gevecht waren beide mannen in de kelder van de herberg gevallen, en daarna was geconstateerd dat de Midwouder 'een sneede in sijn rok, over den rug' had, zonder dat iemand had gezien wie dit had gedaan. Wel was eerder door één der omstanders tijdens het gevecht geroepen, dat de Midwouder moest uitkijken voor het mes van de man uit Binnenwijzend, waarna een ander had geroepen: ‘'t Heeft geen nood, ik heb hem sijn mes al ontnomen’, of iets van dergelijke strekking.