Zie ook: 0189/106, 107, 108, 120, 122, 124 en: 0189/028, 029, 038, 048, 049, 070, 072, 086; 0224/004.
Betreft de bestuurlijke verhouding tussen Avenhorn en Oostmijzen.

Machtiging door Jan Ewoutsz (zie: Ewouds, Jan Pieters!), Gootjen Huybersz (zie: Huiberts, Gootje), Jacob Adriaensz (zie: Adriaans, Jakob), rijkdommen te Avenhorn en Gootjen Claesz (zie: Winders!, Gootje Klaasz), oud-vredemaker te Avenhorn aan Jan Pietersz Dijckuyt (zie: Dijkuit, Jan Pieters) en Jan Claesz Groot (zie: Groot/Baars!, Jan Klaasz/Berts?!), regerende vredemakers van Avenhorn om namens de regenten van Avenhorn ‘haar te transporteren nae Schravenhage, aldaar te bevorderen bij één ofte meer rechtsgeleerden een naukeurigh advys ofte advysen noopende de regeringe over de polder van Mijsen in de banne van Avenhorn, ingevalle de advysen tot voordeel van haar constituanten waren streckende alsdan voort te resolveren op alle soodanige middelen ende expeditiën als daar toe noodigh sullen werden bevonden, deselve expeditie in 't werck te mogen stellen, in rechten te ageren, litiscontesteren, een mandament te mogen lighten, op ende jegens de inwoonders van Mijsen in de banne van Avenhorn,
deselve te vervolgen tot de diffinitive sententie toe, ende voort alles anders te doen,wat de sake soude mogen reischen, ende sij comp[aran\ten selfs present sijnde soude connen ofte mogen doen, alwaar 't dat de sake speciaelder last als voorsz[eyt] staat vereyste, alles in des bester forma cum potestate substituende in omnibus ad lites, belovende sij constituanten van waarden te houden, en[de] doen onderhouden, 't geene uyt crachte deses – bij de voorsz[eyde] geconsti-tueerde ofte desselfs gesubstitueerde – gedaan ende gehandelt sal werden, onder 't verbant als na rechten, midts dat sij geconstitueerde behoorlijck rapport van hare besongjes, ende voort bij beho[or]lijcke rekeninge, bewijs ende reliqua van haar verschot sullen moeten doen. Versoeckende hiervan acte.

Aldus gedaan ende gepasseert ten huyse mijns not[ari]s ter presentie van Hybert Symonsz’ [sic, zie: Simons, Huibert) ‘ende Pieter Jansz’ (zie: Jans, Pieter), ‘mijn geburen, getuygen van geloove met mij not[ari]s hiertoe versocht, ten dato als boven.’
N.B.: Met de polder van Mijzen wordt hier alleen het oostelijke stuk van de Polder Mijzen (ook wel: Mijzerkoog) bedoeld, dat onder Avenhorn ligt, met name Oostmijzen.