Zie ook: 1684/117, 120, 121, 122, 128.
Betreft in het 'verbeterhuis' te Alkmaar gedetineerde weduwnaar uit Bovenkarspel, waarschijnlijk in verband met proces(sen) waarin zijn zoon en schoonzoon (requiranten in deze, respectievelijk uit Bovenkarspel en Enkhuizen) zijn verwikkeld geraakt. De 5 deposanten in deze, allen te Bovenkarspel, zijnde een raad en oud-burgemeester, een raad en oud-schepen, de secretaris der weeskamer, een nachtwaker en een buurvrouw, verklaren dat de betreffende man jarenlang gewoon was zich iedere dag meermalen 'overtallig dronken te drinken', en dikwijls zo beschonken thuiskwam, dat hij - bijvoorbeeld komend uit Enkhuizen met zijn rijtuig - bijna niet meer in staat was op de bok te zitten en daarvanaf moest worden geholpen door anderen, en naar zijn huis moest worden gebracht, of - komend uit Het Rode Hert - door de kastelein of door zijn knecht moest worden thuisgebracht.
Zo had de 2e deposant hem een jaar geleden 's avonds stomdronken op straat voor zijn huis liggend aangetroffen tussen het paard en de voorwielen van zijn aangespannen boerenwagen, en hem daarna samen met een ander in huis gebracht, alwaar hij overigens meteen weer neerviel toen zij hem loslieten.

De nachtwaker (4e deposant in deze) had hem vaak in stomdronken toestand 's avonds of 's nachts thuisgebracht uit Het Rode Hert, en vaak ook gezien dat de kastelein dit deed.
De buurvrouw van de betreffende man (5e deposante) verklaart, dat de nu overleden - vrouw van de man zich diverse keren in tranen bij haar had beklaagd, dat haar man dikwijls 's morgens naar Broekerhaven ging en dan 's avonds daar zo dronken vandaan kwam, dat zijn vrouw - die hem tegemoet ging - hem onderweg 'in het gras als een beest vondt liggen', waarna zij hem zijn horloge, geld en andere sieraden afnam en daarna naar huis ging, om vervolgens haar knecht te sturen om hem op te halen.
Ook heeft de deposante gezien hoe de man één van zijn zonen gruwelijk met een stok mishandelde, terwijl ook zijn nu overleden vrouw vaak zo door hem zou zijn mishandeld, dat zij bij haar buurvrouw toevlucht kwam zoeken. Tenslotte heeft de deposante de man ook eens dronken over de leuning van de brug bij zijn huis zien tuimelen en op de wal zien vallen.
Volgens alle deposanten was zijn gedrag na de dood van zijn vrouw nog zodanig verergerd, dat de deposanten zowel als 'alle weldenkende en onpartijdige ingezetenen' van de gehele stede Grootebroek zijn opsluiting volstrekt noodzakelijk achten en volkomen goedkeuren, en 'men zig in 't algemeen ten uitersten verwondert, dat zulks niet reeds al voor lange is werkstellig gemaakt geworden'.