Wèl een notariële akte.
Betreft vechtpartij in een huis te Abbekerk.

Op verzoek van Michiel van Willigen, ‘bailjuw en schout der stede en heerlijkheyt Hoogtwoud ende Eerswoud’ (zie: Willigen, v., Michiel Heinsius!) compareren Jan Jansz Schoemaker de Jonge, regerend schepen te Abbekerk, (zie: Schoenmaker, Jan Jans de J.), Pieter Pietersz Vlaar en Jan Jansz Amels, beiden wonend in de Bennemeer, die verklaren ‘dat zij op sondag den derden september dezes jaars, wat voor den avont, op het algemeen straatgerugt, dat het ten huyze van Hendrik Hermansz Wever te Abbekerk met vegten onordentelijk toeging, zijn gegaan naar het huys van den gemelden Hendrik Wever, en daar alle hebben gezien, dat Zymon Hermansz Wever van Eerswoudt’ (zie: Wever, Simon Hermans), ‘zoo in als bij ’t huys van Hendrik Wever met de knegt van denzelven Hendrik Wever gestadig onderling vogt en plukhaarde; dat Pieter Borsen van Eerswoud eyndelijk tusschenbeyden inschoot, tragtende in den beginne, zoo ’t scheen, Zimon Wever en den genoemden knegt van Hendrik Wever te scheyden; dat Zymon Wever daarop afhield, en dat Pieter Borsen toen aan ’t plukhairen ging tegen den meergemelden knegt, dien op de gront worstelende nederkreeg en onder ’t sterk aanhitzen van Zimon Wever tot zulks wat afsloeg.’