Zie ook: 0132/047, 112, 115. Geen notariële akte, maar een oud-rechtelijk stuk; de notaris treedt hier op in zijn hoedanigheid van secretaris der stede Abbekerk.

Betreft de betrouwbaarheid van de administratie van de inning van diverse imposten te Midwoud. Op verzoek van Klaas Pietersz Houtkooper (zie: Houtkoper, Klaas Pieters) te Midwoud verklaart Dirk Gerritsz Burger, ook te Midwoud, ‘de waarheyt te zijn, dat de requirant eenige weken geleden, in zijn deposants tegenwoordigheyt, den deurwaarder Adriaan Maartensz Kuyper’ (zie: Kuiper, Adriaan Maartens), ‘binnen de stat Medenblik, bij de Westerpoort, heeft aangesproken en denzelven Kuyper afgevraagt, hoe het bij quam, dat hij door den impostm[eeste]r Kornelis Zalm wierde aangemaant om het zout-, zeep-, zomer- en winterhoorngelt ingegaan den 1 april 1715, dewijle hij dien impost geheel aan hem Kuyper in twee posten hadde voldaan, ende van het laatste quitantie hadde. Dat de deurwaarder Kuyper de quitantie van den requirant afvorderde, dien bezag, verklaarde dezelve door hem geschreven en geteekent te zijn, en den requirant wijders verzekerde, dat hij dienaangaande geene zwarigheyt zoude hebben, op welk zeggen hij de quitantie weder aan den requirant overgaf, dog dezelve aanstonts weder opeyschte met deze woorden: “Laat ik de quitantie nog eens wel bezien, of ze ook voor den impost van ’t jaar 1714 is.” Waarop de requirant de quitantie voor de tweede maal aan de deurwaarder Kuyper overgaf, dewelke dezelve ook andermaal overlas, en zulks gedaan zijnde, bij de overleveringe aan den requirant verklaarde, dat hij wel zag dat ze wegens ’t jaar 1715 ware, dat hij requirant ook dat geheele jaar betaalt hadde, en daarover geene meerdere zwarigheyt hadde te verwagten, nog voor proceduren nog executiën dienaangaande bevreest te zijn. De deposant geeft voor rede van wetenschap, dit gedeposeerde bijgewoont, in deze zin aangehoort en zulks wel onthouden te hebben, praesenteert mitsdien ’t zelve des verzogt werdende, nader te sterken.’