Zie ook: 0132/117A, 117B.
Geen notariële akte, maar een oud-rechtelijk stuk; de notaris treedt hier op in zijn hoedanigheid van secretaris der stede Abbekerk.

Betreft verkoop van schapen en lammeren, en verhuur van een stuk land onder Abbekerk, met een weddenschapselement.‘Maarten IJsbrantsz Heemskerk, oud-schepen te Abbekerk, heeft aan Jan Schoemaker de Jonge, insgelijks oud-schepen’ (zie: Schoenmaker, Jan Jans! de J.), ‘ende Pieter Langedijk, geregtsbode (zie: Langedijk, Pieter Hendriks!), beyde mede te Abbekerk woonagtig, verkogt negentien oonschapen met de lammeren van degeene die heden geoont hebben, ende daar benevens aan hunluyden voor dezen loopenden jaare zeventienhondert en agtien verhuurt het Oud Anna’s Lant, zooverre hetzelve in het verleden jaar met kool is bezayt geweest, en zulks ter begrootinge van ruy[m] twee morgens, dog voetstoots, zonder dat hij verhuurder in de ware groote wil behaalt wezen, leggende in den bedrijve van Abbekerk, beoosten het dorp, naast belant met Dirk Jakobsz ten zuyden, Zimon Stam ten noorden’ (zie: Stam, Simon Jans!), ‘op deze conditiën: De schapen en lammeren zullen aanstonts zijn in vollen en vrijen eygendom van de koopers, gelijk ze ook bij dezen aan hunluyden door den verkooper Heemskerk worden overgegeven, getransporteert ende gequiteert, met belofte van dezelve te zullen bevrijden voor alle op- of aansprake. Als er tegen verwagtinge gelde schapen onder deze geleverden mogten wezen, dat zal zijn voor reekeninge van de koopers, die daarover gevolgelijk ook geene pretensie nog actie tegen den verkooper zullen hebben.
Indien er in deze maant april een ontstuymige dag of twee quame, zoodat de schapen het op ’t velt niet houden konden, dan zal de verkooper een schuylplats, ’t zij op zijn darsch ofte in ’t bon, voor dezelve leveren, mits dat de koopers het hoy of gras bezorgen.

De huurders zullen het Oud Anna Lant behoorlijk moeten gebruyken, van distelen, doornen, barnnetelen en ander onkruyt zuyver houden, ende ten hunnen laste beslooten en beheynen, ’t zelve niet dan met rammen, schapen, weeren ofte lammeren mogen beslaan, en tegens Sinte Catharynedag eerstkomende van vee ontledigen, zoo evenwel, dat zij de vrijheyt hebben een schaap of zes eenigen tijt langer naar gelegenheyt van ’t sayzoen daarop te houden. Dit lant zal in twee deelen werden doorgeschut, en zal het hek door den verhuurder werden geslagen ten zijnen koste, die het ook op het uyteynde van de huure benevens de hekken rontom de wallen in eygendom ende ter zijner dispositie zal behouden. Indien Maarten Heemskerk op den eersten april des jaars zeventienhondert en negentien ’s morgens met zonnenopgang in levende lijve is, dan zullen Jan Schoemaker ende Pieter Langedijk, yder voor de helft, ten zelven dage aan hem ofte den wettigen houder dezes wegens dezen koop ende de huure betalen éénhondert vierenveertig guldens, maar als hij voor dien dag gesturven mogte zijn, in dat geval zullen zij dezenaangaande niet schuldig zijn, nog hebben te betalen, nademaal met zijn vooroverlijden de opgemelde 144 guldens verstaan zullen worden voldaan en gequiteert te wezen. Voor den inhoudt en naarkominge van dit alles verbinden partijen wederzijdts hunne perzoonen en goederen als naar regten. t’Oirconde is deze door partijen onderteekent binnen Abbekerk den agttienden april des jaars zeventienhondert en agtien.’
P.S. 1: Oonen, Oonschapen. Oonen is volgens het WNT: ‘Een vooral in Noord-Holland gebruikelijk woord. Van schapen: lammeren, jongen werpen.’

P.S. 2: Geld, gelde, volgens het WNT: ‘Gewestelijk, inzonderheid in het Noordhollandsch taaleigen. Van koeien of andere wijfjesdieren, die tot het vee behooren. Niet drachtig, gust, vaar; in toepassing op dieren, die men niet laat bevruchten, ten einde ze te vetweiden of te mesten.’ Een andere, meer algemene betekenis van het woord is: ‘Onvruchtbaar’.
P.S. 3: Weer, weeren, volgens het WNT: ‘Mannelijk schaap, en wel inzonderlijk: gecastreerde ram, hamel. Verouderd, nog gewestelijk in gebruik.’
P.S. 4: Nademaal. Volgens het WNT: ‘Voegwoord, oudtijds en oorspronkelijk bijwoord. Mnl. nademael. Koppeling, ontstaan uit na den maal. 1. Eigenlijk: na dien tijd, later. Verg. mnd. na den male in die zelfde opvatting. Na de 16de eeuw niet meer voorkomende, en ook in de middeleeuwen ongewoon. 2. Nademaal dat beteekent na dien tijd dat, derhalve nadat, en wordt dus een voegwoordelijke uitdrukking van tijd. Thans geheel verouderd. 3. Als in andere dergelijke gevallen werd voor nademaal dat elliptisch gezegd nademaal, vandaar nademaal op zich zelf in den zin van nadat. 4. Evenals bij vele andere voegwoorden van tijd is ook bij nademaal (dat) de beteekenis gewijzigd tot die van oorzaak, grond of reden aanduidend. In de latere taal is dat altijd weggelaten.’ In de tekst hierboven lijkt het woord in de betekenis 4. gebruikt te zijn.