Schepenakte, dus een oud-rechtelijk stuk.
Betreft mishandeling en huisvredebreuk op de Wijzend onder Midwoud, gepleegd door 2 mannen uit Hoogwoud.

Op verzoek van de baljuw en schout der stede Abbekerk attesteren Kornelis Kornelisz de Boer en Trijn Jans, echtgenote van Simon Jansz, beide wonend op de Wijzend onder Midwoud, en Trijntje Roelofs (zie: Roelofs, Trijn), dienstmeid van Jan Lubbertsz (zie: Lubberts, Jan) aan de zuidzijde van de Wijzend, onder Nibbixwoud.
Kornelis de Boer verklaart, dat hij ‘op zaturdag den 9e september laatstleden, na den middag ontrent twee à drie uren, staande op de gemelde Wijzent, bij ’t hek van Jan Lubbertsz, door twee perzoonen, die eenigen tijt te voren doende waren geweest om de vaart te kroozen en op dien dag door den koggem[eeste]r Zuus Opperdoes’ (zie: Opperdoes, Suus Pieters!) ‘wegens hunnen gedanen arbeyt waren betaalt, en die hij naderhant heeft verstaan te wezen Klaas Kaag ende Jan Biersteker van Hoogtwoud’ (zie: Kaag, Klaas Kornelisz!, en: Biersteker, Jan Jakobs?!), ‘uyt enkele moetwil, en zonder eenige de minste reden of oorzaak, feytelijk is aangetast, en zoodanig in zijn aangezigt als elders, geslagen, dat hij bloedig en blauw was.

Dat hij deposant, zoekende dit gewelt te ontgaan, na het uytstaan van menig-vuldige slagen zich in zijn huys salveerde en de deur toesloot, dog dat de gemelde Kaag en Biersteker hem vervolgden door twee vakken glazen, die ze even bezijden de geslotene deur braken, middel vonden om de deure open te krijgen, en daardoor of door de gebrokene glazen in te komen, en alzoo geweldigerhant in huys te dringen. ’t Welk hij deposant bemerkende, zich genoodzakt vont, tot bescherming van zijn lijf en leven te gaan in de zoutkamer, en derzelfs deure insgelijks te sluyten, om waar ’t mogelijk aldaar hunne woede te ontwijken. Waarop de voorsz[eyde] Kaag en Biersteker geene gelegentheyt ziende – zoo door ’t toesluyten van de deure der zoutkamer daar ze egter nogal eenige force op deeden, als door den tegenstant van des deposants huysvrouwe – om bij den deposant te komen, zich uyt zijn huys retireerden en hunnes weegs gingen.
Trijn Jans en Trijntje Roelofs getuygen gezamentlijk, dat ze beyde praesent geweest zijn toen dit gewelt op de Wijzent aan den eersten deposant geschiede.
Trijn Jans zegt in ’t bijzonder gezien te hebben, dat zeker perzoon, haar onbekent, door zijnen makker aangeschent werdende, Kornelis de Boer jammerlijk sloeg.
Trijntje Roelofs verklaart dat Jan Biersteker, dien ze kende uyt vorigen omgang ten huyze van Jan Lubbertsz, den meergemelden Kornelis de Boer op de Wijzent heeft geslagen.’
P.S.: Volgens Van Dale’s Groot Woordenboek der Nederlandse taal, kende het verouderde werkwoord ‘aanschenden’ 3 betekenissen: 1. gewelddadig aantasten (synoniem met aanranden, bestoken). 2. (figuurlijk) met smaadredenen of lasterlijke taal bejegenen. 3. opstoken, aanhitsen. De laatste betekenis lijkt hier van toepassing te zijn.