Verklaring van goed gedrag voor een echtpaar te Grosthuizen, dat van plan is te verhuizen naar de Beemster.
Op verzoek van het echtpaar Pieter Aerjaensz en Anne ‘Tamas’ (sic, bedoeld is: Taams) te Grosthuizen (zie: Adriaans, Pieter en: Tamis, Anna) attesteren Dirck Engelsz (zie: Engels, Dirk) en Claes Cornelisz (zie: Kornelisz, Klaas), vredemakers, ook wel burgemeesters genoemd, mede te Grosthuizen, die ‘alsoo de gemelde requitranten [sic] haar haden [sic] verclaart sij van voornemen waren hare domicilye ende woonplaatse in de Beemster te nemen, dienvolgende verclaer-den, dat de meergemelde Pieter Aerjaensz ende Anne Taams sijn luyden met eeren, die haar altoos eerlijck ende vroom hebben gedragen in handel ende wandel, gelijck eerlijcke ende vrome lieden toestaat te doen.

Versoeckende derhalven aen de e[dele] bailju ende hooge heemraden van de Bemster [sic], ofte dengeenen die dese onse opene letteren verthoont soude mogen werden, de voorsz[eyde] requiranten voor soodanige te erkennen en[de] aen te nemen. Waarbij ons een besondere vruntschap en den req[uiran]ten een groote weld[aa]t sal te [sic] geschieden, ende in diergelijcke voorvallen 't selve t'allen tijden sullen verschuldigen.
Allegeren voor redenen van wetenschap, de voorsz[eyde] requiranten van jonck op ter plaatse voorsz[eyt] sijn opgevoet en alsnoch sijn woonende, ende oversulcks deselve wel sijn kennende. Eynde [sic, bedoeld is: eyndende] hiermede hare dispositie. Versoeckende hiervan acte, welcke is dese.
Aldus gedaan tot Groosthuysen, ten huyse van m[eeste]r Willem Baarsz, ter presentie van de voorsz[eyde] Willem Baarsz ende Jacob Aersz, getuygen van geloove, met mij not[ari]s hiertoe versocht. Datum ut supra.’
(Zie: Berts/Baars?, Willem en: Schuitemaker!, Jakob Arends?/Adriaans?)