Zie ook: 0136/087.
Wèl een notariële akte.

Betreft beëinidiging van een conflict over een verwijderde aarden dam in een in 3 delen gesplitste kavel land in de Bennemeer, in verband met recht op overpad.
‘Geschil ontstaan sijnde tusschen Jan Jacobsz Jongejans woonende tot Abbekerk ter eenre’ (zie: Jongejans, of: Blauw?!, Jan Jakobs) ‘en P[iete]r Pietersz Buur woonende onder den bedrijve van Midwout ter andere zijde, waarbij dat de eerste sustineerden verkort of benadeelt te weesen over het wegneemen van een aarden dam, welke de voorn[oemde] P[iete]r Pietersz Buur, als leggende tusschen sijn twee eygendommen of de tweederde paarten van een caveling lant gelegen bezuyden de Middelweg in de Bennemeer, hadde uytgedolven, waarover dat de voorn[oemde] Jan Jacobsz Jongejans vermeende als eygenaar van de agterste derde paart van de voors[eyde] caveling de overweg te hebben, en alsoo over de voorn[oemde] dam na, en tot op de voorn[oemde] Middelweg toe geregtigt te zijn.

Dog d’ voorn[oemde] P[ieter] Pieters Buur sustineerd dat ofwel waar is, de voors[eyde] Jan Jacobs Jongejans als eygenaar van de voorn[oemde] agterste gedeelte van de voors[eyde] caveling regt heeft sijn overweg te gebruyken ende te neemen over sijne twee voorste gedeeltens, en alsoo na de voorn[oemde] Middelweg en over de brug die aan deselve legt, dat hij egter vermeende niet gebonden te wesen de opgem[elde] aarden dam tot geryf van de voorn[oemde] overweg te laten blijven. Over welk different Jan Jongejans aan de e[dele] m[ogende] Gecommitteerde Raden reets request hadde gepresenteert, waarop geapostilliseert was, de voorsz[eyde] P[iete]r Pietersz Buur te dagvaarden om beneevens hem over het uytdelven van d’ meergem[elde] aarden dam te werden gehoort, dog dat egter partijen voordat sij hun belangen over ’t voors[eyde] different aan ’t voorn[oemde] collegie van Gecommitteerde Raden te hebben voorgedragen, hadden goetgevonden hun voors[eyde] verschil door tusschenspreeken van Symon Pietersz Zijms, Jan Jansz Wiers, Dirk Opperdoes ende Muus Dool, alle regenten van ’t schoutampt Abbekerk, te doen beslissen.’ (Zie: Sijms, Simon Pieters; Wiers, Jan Jans; Opperdoes, Dirk Suusz!; Dool, Muus Kornelisz!)
‘Waarop de voorgem[elde] pertijen in presentie van d' bovengen[oemde] goede mannen in d'herberg te Abbekerk sijn tesamen gekomen ende aldaar met den anderen sijn v[er]dragen en overeengekomen in deser voegen: Dat de opgem[elde] P[iete]r Pietersz Buur de voors[eyde] aarden dam als uytgedolven wederom sal moeten invullen en bequaam maken, opdat de gem[elde] Jan Jacobsz over deselve dam sijn overweg sal kunnen en mogen nemen, en alsoo over de twee voorste gedeeltens van de opgen[oemde] caveling tot op d' voors[eyde] Middelweg en over de brug die aan deselve legt, te gebruyken.

Dat vervolgens gem[elde] Jan Jacobsz Jongejans offte sijne successeurs ook gehouden sal sijn d' voors[eyde] brug voor 1/3 te onderhouden, ofte in ’t v[er]nieuwen te laten maken, en sulkx ten sijnen lasten voor 1/3 daarin sal moeten contribueren.
Dat ook op d' voors[eyde] aarden dam een houten schutting met palen en planken sal werden geset tot costen en lasten van partijen, yder voor d'helft ende sulkx ook in tijt en wijlen ten lasten yder voor d'helft te onderhouden.
Dat partijen yder sijn costen hierover gemaakt sal dragen, dog Jan Jacobsz Jongejans sal alleen betalen dese acte ende de costen op de comparitie te Abbekerk gevallen.
Dat laastel[ijk] d’opgem[elde] Jan Jacobsz Jongejans de opgen[oemde] overweg ordentel[ijk] en wel sal gebruyken, na gewoonten, costuymen en conform de keure der stede Abbekerk daaromtrent gestatueert.
Aldus waren de meergem[elde] pertijen verdragen, overeengekomen, ende beloofden malkanderen over en wederover ten inhaut en effecte desen te sullen doen en laten genieten, alles opregt en ter goeder trouwen en onder v[er]bant als na regten.’