Geen notariële akte, maar een oud-rechtelijk stuk; de notaris treedt hier op in zijn hoedanigheid van secretaris der stede Abbekerk.
Boedelscheiding en contract tussen Trijn Dirks, weduwe van herbergier en tapper Jan Aartsz te Twisk (zie: Woord?, Jan Arends) en haar stiefzoon Klaas Jansz (zie: Woord, Klaas Jans), mede te Twisk.

Na bemiddeling en tussenspraak van 4 ‘goede mannen’ (onder wie de secretaris zelf) krijgt de weduwe 3/4 in een hoerenhuis en erf te Lambertschaag aan de oostzijde van de weg onder Hoogwoud, een zaadland bewesten Lambertschaag onder Hoogwoud, een akker zaadland te Lambertschaag onder Hoogwoud en verder alle spullen die horen bij de tapnering te Twisk en de helft van de huisraad en inboedel aldaar.
De stiefzoon wordt eigenaar van de herberg te Twisk (benoorden de weg), de wagen en de sjees, het hooi en het hei- en timmergereedschap (‘haij- en timmergereetschap’), en de ander helft van de huisraad en inboedel. Daarvoor neemt hij alle schulden van de boedel op zich tot en met het jaar 1715.
De weduwe zal zolang zij daartoe in staat is in de herberg blijven wonen, daar de tapnering uitoefenen en daarvan de lasten (omslagen, verpondingen) betalen. De stiefzoon behoudt de vrijheid om tot zijn eigen profijt beesten te slachten op de dars, en in het huis een wagen, sjees en paard te zetten, mits daar dan ook maar hooi voor is in de berg. Gedurende de inwoning van de weduwe heeft de stiefzoon het gebruik en vruchtgebruik van de 3/4 part in het huis te Lambertschaag en van het land onder Hoogwoud, met het volste recht om het zelf te gebruiken of te verhuren, mits hij ook de jaarlijkse binnenlandse omslagen en verpondingen voor zijn rekening neemt.