Zie ook: 0133/099.
Geen notariële akte, maar een oud-rechtelijk stuk; de notaris treedt hier op in zijn hoedanigheid van secretaris der stede Abbekerk.

Betreft herhaalde geweldplegingen, huisvredebreuk en bedreigingen door een inwoner van de Buurt onder Midwoud.
Op verzoek van jonkheer Wouter Chrisstoffel van Lantschot (zie: Landschot, v., Wouter Christoffel Alexanders!, wonende te Alkmaar!), baljuw en schout der stede Abbekerk, attesteren Pieter Jansz, Grietje Pieters, Trijn Jans en Lyzabet Adriaans (zie: Adriaans, Elisabeth), allen wonende op de Buurt onder Midwoud.

‘Eerst verklaren Pieter Jansz en Trijntje Jans, dat onder meer ander volk ten huyze van Jan Kornelisz Jongert aan de Buurt ter bruyloft, die gehouden wierde zondag ’s avonts den 24 january dezes jaars, mede is geweest Pieter Kornelisz Kooter van de Midwouder Buurt’ (zie: Koter, Pieter Kornelisz), ‘dewelke toen aldaar in grammen gemoede na eene kleyne woordenwisselinge de meydt van Adriaan Dikstal sloeg’ (zie: Dikstaal, Adriaan Dirks!), ‘ende vervolgens scheldende en vloekende Dirkje Dirks mede sloeg tot zoolange dat zij van ander volk ontzet wierde.
Pieter Jansz verklaart wijders alleen, dat de genoemde Pieter Kooter zijn getuyges moeder Trijn Adriaans voor de scheen zoodanig schopte, dat er eene wonde, zooals hij getuyge gezien heeft, in ’t been was.

Grietje Pieters, Trijn Jans ende Lyzabet Adriaans getuygen eenparig, dat zijluyden op dingsdag den tweeden dezer loopende maant, verzogt wezende, ten huyze van Dirkje Dirks aan de Midwouder Buurt zijn geweest, dat zij getuygen aldaar hebben gevonden den meergemelden Pieter Kornelisz Kooter, die in haar getuygen tegenwoordigheyt vloekende van Dirkje Dirks eenig goet opeyschte, ende op de weygeringe van Dirkje Dirks om het over te geven dreygde, dat hij het alles in ’t wilt zoude slaan, zeggende in zin: Hij hadde eens een hondert en dertig guldens aan den schout gegeven, zonder haar Dirkje geslagen te hebben; hij konde dat nog wel eens doen, maar dan zoude hij slaan. Waarop Dirkje Dirks ten huyze uyt wilde vlugten, dog daarin door de moeder van Pieter Kooter wierde belet.’
N.B.: Uit DTB Abbekerk 9-10 (trouwen voor schepenen 1681-1736) blijkt dat de de weduwe Dirkje Dirks, het belangrijkste slachtoffer in deze, op 25 01-1725 voor schepenen trouwt met de beschuldigde in deze, Pieter Kornelisz Koter, herbergier op de Buurt onder Midwoud. Vermoedelijk zijn zij beiden doopsgezind. Overigens is de genoemde ‘moeder’ van Pieter Koter eigenlijk zijn stiefmoeder Aal Klaas, waardin in hun gezamenlijke herberg.