Zie ook: 3872/354.
Betreft de werking van de watermolens van de Vier Noorder Koggen.

Op verzoek van ‘burgermeesters en regeerders’ van Hoogkarspel en Venhuizen attesteren 2 inwoners van Hauwert, respectievelijk een vredemaker en een oud-vredemaker, tevens vroedschap.
Zij verklaren, ‘dat nu laetstleden met het malen van de watermolens van de Vier Noorder Coggen het water binnen de voors[chreven] Coggen soo laech gemaelen is, op den 13en dach deser maent martii, als wanneer de zeylen van de voors[chreven] molens afgenomen sijn, alsdoen de lage landen tot Hauwert wel anderhalf voet boven ’t water gelegen sijn. Gheloovende sij attestanten, oock indien ’t selve gemeten ende naerder inspectie daerop genomen ware, dat de meeste landen ten voors[chreven] tijde wel meer als anderhalve voet hooger als ’t water gelegen sijn geweest. Verclaren sij attestanten hier beneffens mede, dat door het v[er]maken van de voors[chreven] molens, d’selve molens veel hooger het water connen opmalen ende eerder uytbrengen, soodat de lage landen hierdoor grootelijcx geholpen ende v[er]betert sijn.
Ghevende derhalven sij attestanten in cas van soodanige gelegentheyt, dit voor redenen van welwetenheyt, sulcx wel aengemerckt te hebben ende waerachtich te sijn.’
N.B.: Deze akte houdt verband met het streven van de bestuurders van Hoogkarspel en Venhuizen tot het verbeteren van de Houter Watermolens (bij Venhuizen), ten dienste van de lage landen in de Houter Polder.