Zie ook: 3872/298, 302 (zonder annotatie), 302A, 303 (zonder annotatie), 306, 307, 308, 329A, 329B (zonder annotatie), 331, en: 333, 335, 336 (alledrie zonder annotatie), 338, 370, 370A, 370B, 371.
Betreft verwikkelingen rond de nalatenschap van de overleden oude chirurgijn te Hauwert.

Op verzoek van een inwoner van Zaandam (‘Saenredam’) attesteert een 23-jarige ongehuwde inwoner van Hauwert, dat hij in opdracht van de erfgenamen van de overleden oude chirurgijn te Hauwert naar Hoogwoud is gegaan naar de aldaar wonende schout van Opmeer, om hem te verzoeken naar de begravenis te Hauwert te komen ‘na gewoonte van dien plaetse’. Blijkbaar is hij een bloedverwant (‘vriend’) van de overledene.
Ook heeft de attestant deze schout gevraagd dit verzoek door te geven aan zijn broer, de schout van Oudkarspel (‘Opcarspel op Langedijck’). Dit heeft de schout van Opmeer echter geweigerd te doen. Verder had hij beweerd, dat hij niet naar het sterfhuis, maar wel in Wognum wilde komen. (?)
Vervolgens had de attestant, ‘alsoo het quaet gaen ende een vuyle wech was’, een ander persoon aldaar in Hoogwoud met een paard gehuurd, die een brief moest brengen naar de schout van Oudkarspel, die het verzoek bevatte om op de begravenis te komen. Voorzover de attestant weet, is deze brief ook bezorgd.