Betreft maatschap tussen twee schuitvoerders te Lutjewinkel.
De geïnsinueerde in deze, schuitvoerder te Lutjewinkel, heeft in 1695 'tegens den tijt dat 't coolsaat soude uytkomen' met de insinuant in deze, ook schuitvoerder aldaar, een contract gesloten tot het in gemeenschap verkopen van koolzaad, en het delen van de met het varen van koolzaad verdiende bevrachtingen. De insinuant is in die tijd een monster koolzaad terhand gesteld door een landbouwer wonende in Het Veld 'bij de valbrug' in de banne van 'Nieudorp', om voor deze man zijn hele geteelde partij koolzaad te verkopen, welke partij ook door de insinuant is verkocht en voor het merendeel met zijn schuit afgeleverd.

De leverancier is echter nog lang niet volledig betaald, en is tegen de insinu-ant een proces begonnen, waarin op 'voorleden maandag' (dus op 04-03-1696) een eis tot betaling is gedaan. De insinuant eist nu op grond van hun maatschap van zijn collega, dat hij meedeelt in de schade, d.w.z. dat hij meebetaalt in het proces, ofwel voor de helft mede de eiser afbetaalt.
De geïnsinueerde weigert vooralsnog.
N.B.: De genoemde 'valbrug' is de z.g. 'Bogaertbrug', die te vinden is op een landkaart in de T.H.A.: Kaart van Geestmerambacht en de Schager- en Niedorper Koggen / door Hendrik de Leth. - circa 1730.