Betreft van huis weggelopen meisje uit Andijk ('Noorddijk').
Op verzoek van een wittebroodbakker 'bij d' Binnenwijsender Sluys' verklaren een man uit Oosterblokker en 3 inwoners van Binnenwijzend, dat zij op 'verleden dingesdach' (dus op 17-01-1690) bij de requirant thuis zijn geweest. Het des-betreffende meisje woonde kennelijk als dienstmeid bij de requirant en was net met 'weghmanden' 'uytgeweest' en thuisgekomen, toen de requirant haar vroeg 'hoe het wegloopen haar beviel', en 'off zij 't zoude konnen klaren', waarop zij zou hebben geantwoord 'neen', en 'dat zij daer geen moet toe hadde, dat het haer slegt beviel, en dat zij 't onmogelijcken niet konde klaren'. Vervolgens zou de requirant haar hebben gevraagd 'off zij dan niet wel wederom daer uyt woude scheyden en naa huys toe gaan', wat zij bevestigde.

Daarop had de requirant goedgevonden dat zij terstond naar huis ging en haar nog een halve dukaton (waarde 31 1/2 stuiver ofwel ƒ 1.575) meegegeven 'tot een vereeringh'.
Vervolgens verklaart een Westwouder, dat op 'verleden dondersdach' (dus op 19 01-1690) deze meid bij hem thuis is geweest in gezelschap van haar stiefvader en nog een persoon, 'omme d'zelve bij hem te besteden'. De deposant is daar echter niet op ingegaan, ook al omdat het daarvoor geboden kostgeld hem niet aanstond.