Zie ook: 0366/128, 131.
Op verzoek van de burgemeester van Westwoud en de 2 vredemakers van respectie-velijk Westwoud en Oudijk getuigen 15 personen uit Westwoud en Oudijk - onder wie 3 oud-burgemeesters van Westwoud, tevens oud-vredemakers, nog een oud-burge-meester van Westwoud, 2 oud-vredemakers van Westwoud en 2 oud-vredemakers van Oudijk - dat zij altijd zonder enig probleem de aarde die zij benodigden voor het onderhoud van de onder hun verantwoordelijkheid vallende dijkvakken benoor-den Enkhuizen - de zogenaamde Westwouder en Oudijker dijk - hebben kunnen laten afgraven uit de zogenaamde 'uyterdijcxlanden' (buitendijkse landen) benoorden Enkhuizen. De aarde werd in principe nooit gegraven uit binnen de dijk gelegen land, uitgezonderd die ene keer, ongeveer 10 of 12 jaar geleden volgens de 10e en 11e deposant in deze, toen het water zo hoog stond dat het buitendijkse land was ondergelopen. Toen is namelijk na de dijkschouw uit nood voor ongeveer 7 of 8 roeden dijkgrond afgegraven uit binnendijks gelegen land, welke aarde 'wel omtrent drievierde paerten erger is tot het maken van de voors[schreven] dijck als de aerde van de uyterdijcxlanden'.

De 1e en 3e deposant verklaren tenslotte, dat zij enige jaren geleden verschei-dene eigenaars van deze buitendijkse landen hebben horen zeggen, dat zij toen nooit enige contributie van de verpondingen van deze landen hebben betaald.
Zie ook: In de ban van de dijk / J. J. Schilstra. - p. 83. (Bibliotheek: plaatsnummer 161 C 23.)