Zie ook: 3403/011A.
Betreft conflict over wie het recht had te profiteren van de verhuur van de kerkelanden van Oostwoud.

In opdracht van de ‘burgerm[eeste]ren of vredemakers’ van Oostwoud insinueert de notaris in deze een zich verzettend armenvoogd van Oostwoud: ‘Op heden den 15 feburarius A[nn]o 1697 hebben wij onderges[chreven] not[ari]s en getuygen ons geadresseert ten woonplaatse ende den persoon van Claas Jansz’ (zie: Jans, Klaas) ‘als armevooght van Oostwoudt ende uyt de name van de burgerm[eeste]ren of vredemakers der dorpe Oostwoudt aan hemn gedaan dese volgende insinuatie ende protestatie: ’t Is u e[dele] geïnsinueerde niet onbekent dat de insinuanten op den 19 dec[ember] a[nn]o 1696 u e[dele] hebben bekentgemaakt, dat volgens de resolutie van de e[dele] vroetschappen der plaatse van dato den 3 december a[nn]o 1696 de blanken die op de v[er]huringe van de kerkelanden tot nu toe bij de armevooghden ontfangen zijn, alsdoen bij de kerkm[eeste]ren van de kerk soude genoten werden, waartegen gij geïnsinueerde door de bode v[er]bodt op deede, en alsoo u tegen de gantsche regeeringe van Oostw[oudt] (dewelke amptshalven uwe hoofden zijn en gij u rekeninge aan moet doen) als opposant aanstelde, soo zijn echter niettemin de insinuanten om u tegemoet te komen en geen reden van klachten te geven, met u in accoort getreden, dat de penn[ingen] bij provisie door m[eeste]r Warius soude ontfangen werden’ (zie: Warius, Jan! Pieters!, zoon van de notaris!),
‘en dat men naderhant eens soude sien bij maniere van consultatiën wie tot die penningen gerechtight was; maar soo haast waren de penn[ingen] niet ontfangen ofte gij zijt van het contract afgeweken en gesochthet aan proces te brengen, doende aanstonts de penn[ingen] door de bode onder m[eeste]r Warius arresteren, ende alsoo de saak rechtsplegingh gemaakt, rechtdraats aanlopende tegen de meyninge van de insinuanten, die u e[dele] noch tegemoet waren gekomen om alle proces te schouwen.

Waardoor sij insinuanten tot haar leetwesen genootsaakt sijn geworden u e[dele] de laten citeren voor de vierschaar der stadt Medenb[lik], onse wettigen rechtbank, om redenen van ’t arrest te geven en te v[er]soeken dat het arrest mochte ontslagen werden; hetwelke bij de e[dele] heeren van de gerechte, nadat se wederzijts onderrichtinge bekomen hadde, ten eynde gebracht is, maar soo de geruchten loopen niet na u opgenomen fantasie ende humeuren, sulx dat gij van meninge zijt, soo de insinuanten onderrecht is, haar voor de heeren Gecommitteerde Raden te laten citeren. Waaruyt dan geschapen staat, datter merkel[ijke] onkosten sullen gemaakt werden, alle hetwelke is tegen de intentie van de insinuanten, en hebben daaromme u e[dele] geïnsinueerde door ons not[ari]s en getuygen willen laten aanseggen niet voort te gaan verder te procederen, maar ’t selve bij het reets gedane te laten berusten, en bij weygeringe gedenken sij insinuanten geen oncosten wegens de gemelde saak in u rekeninge te tollereren [sic], maar alle oncosten die dieswegen gemaakt sijn ofte noch sullen gemaakt werden uyt u eygen beurse te laten betalen, alsoo dat de insinuanten wel expres protesteren van alle costen, schaden en intresten die daaruyt sullen resulteren.
Na voorlesinge deses heeft den geïnsinueerde gelieve [sic] te seggen dat hij daar geen antwoord op gaf.
Aldus gedaan ten woonhuyze van den geïnsinueerde in presentie van Jan Jansz en Claas Jaspersz als getuygen hiertoe v[er]socht.’ (Zie: Jans, Jan, en: Jaspers, Klaas.)