Betreft de afhandeling van een 4 jaar eerder gehouden boelhuis op Spierdijk.
Op verzoek van Gerrit Ariensz Grob van Spierdijk (zie: Grob, Gerrit Adriaans) en Claes Ariensz Huysman (zie: Huisman, Klaas Adriaans) ‘woonen[de] in de Spierdijcker Meer’ attesteert Claes Symonsz Coninck, wonende op Spierdijk, oud omtrent 39 jaar (zie: Koning, Klaas Simons), en later attesteert ook de notaris in deze.

Hij verklaart, ‘dat ontrent vier jaren geleden hij Claes Symensz boelhuys heeft gehouden van sijn koeyen ofte koebeesten, dien hij diestijt op 't stal hadde, ende dat op de naem van hem Claes Symensz, doch dat hij attestant de v[oor]sz[eyde] Gerrit Ariensz ende Claes Ariensz Huysman diesttijt van 't boelhuys beyde vriendelijck heeft v[er]socht dat sij hem attestant geliefde wat te helpen raden in 't v[er]coopen van [de] koeyen, in voegen dat sij voorsz[eyde] persoonen door 't vriendelijck v[er]soeck bewogen werdende, door het v[er]soeck medelijden hebben[de] aen sijn persoon, door de arme barmhertigheyt ende seer slechte toestant daer hij attestant doen in was, hem attestant hebben geholpen om sijn koeyen tot de beste prijs te v[er]coopen naer haer beste v[er]mogen, ende v[er]socht hij attestant voorder aen Gerrit Ariensz ende Huysman, i[n]dien der luyden mochten sijn dien koeyen coften ende gereet gelt wilden geven, ofte sij dat gelt voor hem attestant benevens hem dan wilden ontfangen om reden dat hij attestant het hem selfs niet v[er]trouwde om het gelt te ontfangen omdat hij weynich kennis vaen [sic] gelt hadde, 't welcke sij beyde, bewogen sijnde door de mededoogentheyt en goede inclinatie tot hem attestant, soo hebben gedaen, gelijck als daer gereet gelt wierde gegeven en betaelt. Maer echter, dat sij beyde, Gerrit Ariensz ende Huysman, hem attestant het gelt datelyck weder in sijn attestants handen hebben gegeven soo ende als sij hetselve ontfangen, maer hebben het alles dat ontvangen hebben gelaten [ende] gegeven in handen en bewaringe van hem attestant voorsz[eyt], sonder dat sij beyde persoonen een duyt daermede genomen ofte wechgedragen, bedancken[de] hij attestant voorsz[eyde] Gerrit Ariensz ende Huysman voor haer goede behulpsamheyt [sic] diestijt voor hem gedaen.

Voorder soo v[er]clare ick onderges[chreven] not[ari]s mede waer ende waerachtigh te sijn, dat ov[er] seckere tijt eenen Syvert Cornelisz Kessel van Woggelum’ (zie: Kessel, Sivert Kornelisz) ‘te paert mij is ontmoet in Berckhout, ende hem vragen[de] waer na toe de reys, daerop hij tegens mij seyde: “Na de Beemster en Spierdijck,” om het gelt te ontfangen van [de] koeyen wegens Claes Symensz Konincks boekhuys dat op Spierdijck gehouden was, dat Arien Jacobsz Bouwen’ (zie: Bouwen, Adriaan Jakobs) ‘hem de boelbrieff hadde bestelt om het gelt voor hem Bouwen daervan te ontfangen. Voorders noch, dat Arien Bouwen geseyt heeft ten huyse van P[iete]r Kiensz tot Hoorn nu van dese winter’ (zie: Kiens, Pieter), ‘dat het boelhuys op de naem van Claes Symensz Koninck was gehouden ende dat hij Bouwen de boelbrief noch selve in huys hadde.
't Geene voorsz[eyt] v[er]claert hij attestant Claes Symensz ende ick onderges[chreven] not[ari]s elck in 't sijne de oprechte waerheyt te sijn, presenteren[de] 't selve desnoots sijnde naerder te bevestigen onder den v[[er]bande als naer rechten. Aldus gepasseert op Spierdijck present Jan Wijertsz ende P[iete]r Wijertsz, buren aldaer, als getuygen hiertoe v[er]socht, die de munuite dese [sic] benevens ons attestanten geteeckent hebben.’
(Zie: Wijers, Jan, en: Wijers, Pieter.)
N.B.: Met de Spierdijker Meer wordt de Wogmeer bedoeld, en wel het gedeelte in de banne van Obdam, tegen Spierdijk aan.
P.S.: Wat is hier aan de hand? De 2 requiranten in deze hebben kennelijk op verzoek van de deposant diens transacties van het boelhuis afgehandeld, en aan hem de geïnde koopsommen overhandigd. Maar blijkbaar is er, al dan niet daartoe verzocht, nòg iemand met de boelbrief (lijst met daarop de gedane transacties) bezig geweest geld te innen dat aan de deposant toekomt.