Betreft schade veroorzaakt door het grazen van dieren op de Slimdijk.
Op verzoek van de waarschappen van Berkhout verklaren Aris Jansz (zie: Schuitemaker!, Arend?/Adriaan? Jans) en Tijmon Pietersz (zie: Pieters, Tijmen), vredemakers van Grosthuizen, en Kornelis Dijkuyt, vredemaker van Oudendijk (zie: Dijkuit, Kornelis Jans [handtekening]), dat ‘Hendrik Leemhuys, wonende op de Kathoek onder Grosthuysz[en]’ (zie: Leemhuis, Hendrik), ‘sijne varkens en paartje aan den Westvriessz[e] Omringd[ij]k op Slimdijk tusschen Grosthuysz[en], Oudendijk en op de Cathoek, veel en menigmalen laaten loopen en aan de voorsz[eyde] dijken grasen, welk vee de evengen[oemde] dijke seer beschadigen, veele plaatsz[en] aan deselve reeuw makende, ende 't onderste boven wroetende, alle niewe werken en glooyingen bedervende.

Gevende sij deposanten redenen van wetenschap alle 't selve tot haar leetwesen veelmalen te hebben gesien. Eyndende daarmede dese hare attestatie, sijn bereyt deselve op 't recollement gestant te doen.’
P.S.: Reeuw is een oorspronkelijk Fries woord, en betekent als bijvoeglijk naamwoord zoiets als: dood, doods. En als zelfstandig naamwoord: lijk, kreng, kadaver.