Betreft conflict over de toewijzing van het onderhoud van een perk van de dijk (de Koekendijk!) in ‘het oosteinde van Beets’. (In feite lag de dijk destijds in de banne van Schardam!)
Op verzoek van Volckert Jacobsz (zie: Jakobs, Volkert), oud-vredemaker te Beets, attesteren Dirck Dircksz Mol (zie: Mol, Dirk Dirks) en Jan Otsz (zie: Ottes, Jan), beide regerende vredemakers te Grosthuizen, en verklaren ‘bij chryste-lijcke woorden in plaetse van eede hoe waer is, ende sij deposanten wel weten, dat sij op den laetsten july deses loopende jare 1688 beneffens de req[uiran]t ende eenen Pieter Thijmonsz’ (zie: Tijmens, Pieter), ‘vredemak[e]r op den Oudendijck, sijn geweest tot Hoorn in de herberge de Kieft, en datter onder andere redenen sijn gevallen tusschen de req[uiran]t en de voorn[oemde] Pieter Thijmonsz over seker parckje dijcks gelegen in 't oosteynde van de Beets bij de wetsofficier Keyser besteet’ (zie: Keizer, Jakob! Nannes!), dat de voorn[oemde] req[uiran]t heeft gealigeert indien die van den Oudendijck het voorn[oemde] parckje dijcks niet wilden nae haer nemen ende onderhouden, hij req[uiran]t de sake wilde leggen in de schoot van een onpartidige [sic] rechter, en hare sake met recht ende rechtsmatigheyt souden soecken te diffenderen en voorstaen, maer dat ter contrarye van de voorn[oemde] Pieter Thijmonsz wierde geantwoort, dat sij van den Oudendijck haer saeck met lorrendrayerije soude soecken te behelpen, al soude het gantsche dorp in ruïne loopen.’

P.S.: Het komt er dus op neer, dat het onderhoud van het betreffende stukje dijk, in feite gelegen in de banne van Schardam, is toegewezen aan de requirant, een inwoner van Beets, terwijl hij vindt dat het ten laste had moeten komen van iemand uit Oudendijk.