Zie ook: 0189/055, 058, 059, 062.
Betreft de mate van openbaarheid van het doen van de pondboekrekening te Avenhorn.

Op verzoek van Vreryck jansz, regerend vredemaker (zie: Jans, Frederik), Jan Jansz Stijnis, oud-vredemaker en Gootjen Huybersz (zie: Huiberts, Gootje), rijkdom, allen te Avenhorn, attesteren Cornelis Pouwelsz, oud circa 65 jaar (zie: Paulusz, Kornelis), Claes Huybersz, oud circa 59 jaar (zie: Huiberts, Klaas), Meyndert Ellersz, oud circa 59 jaar (zie: Allards, Meindert), Jacob Claesz Cranenburgh, oud circa 51 jaar (zie: Kranenburg, Jakob Klaasz), Jan Symonsz, oud circa 46 jaar (zie: Simons, Jan) en Hein Claesz, oud circa 37 jaar (zie: Klaasz, Hein), allen ook te Avenhorn.
Zij verklaren ‘waar ende waarachtigh te wesen in plaetse van eede, dat het pontschot tot Avenhorn, alwaar de schoolm[eeste]rs tractement ende andere vervallen dorpslasten uyt werden gecollecteert, altoos soo veel haar is bekent, beneffens en op deselve tijt als het lantschot ende verpondinge, het pontschoodt mede gerekent is, met open deuren ofte kamers in de in de [sic] kercke tot Avenhorn, in 't bijwesen van alle inwoonders die deselve rekeninge begeerden te frequenteren, nar [sic] behoorlijke cytatie van dagh ende ure aen denselven gedaen, exmpt [sic, bedoeld is: exempt] het verleden jaer, ter oorsake dat alsdoen opnieus geschoot soude werden, en 't nieuwe boeck mosten verwachten, en is alsdoen den omslagh gedaen bij seven parsoonen, te weten vredemakers en twe rijckdommen beneffens de sitters dewelcke geen vredemakers noch rijckdommen en waren.

Allegeren voor redenen van wetenschap, dat sij deposanten sijn inwoonders tot Avenhorn, Claes Huybersz, Meyn[dert] Ellersz en Jacob Claesz omtrynt twintigh jaren, Jan Symonsz ende Corn[elis] Pouwelsz omtrynt negen jaren, ende Heyn Claesz omtrynt 5 jaren, op gemelde rekeninge sijn geciteert en den meesten tijt desel[ve] hebben gefrequenteert ende bijgewoont alsser pondtschot gerekent is. Eyndende hiermede haar ware ende opr[e]chte v[er]clarlinge, presenterende 't selve des noodt en besonderlycken daartoe versocht sijnde in cas van recolle[me]nt nader te affirmeren.
Aldus gedaen ende gepasseert ten huyse van Corn[elis] Pouwelsz tot Avenhorn, ter presentie ende ten overstaen van Claes Corn[elisz] Com[man]d[eur?] en[de] Jan Corn[elisz], getuygen van geloove met mij not[ari]s hiertoe vesocht [sic]. Datum als boven.’ (Zie: Kommandeur?, Klaas Kornelisz en: Kornelisz, Jan.)