Zie ook: 1680/086; 1688/067, 069.
Afgelegd op verzoek van burgemeester en regenten te Lutjebroek.

Betreft brand in oven van bakkerij te Lutjebroek, en gevaarlijk omgaan met vuur door de (voormalige) bakker.
Twee dochters van de nu overleden vroegere overbuurman van de bakker, nu woonachtig te Oosterleek en Wijdenes (in de Stofmolen), getuigen dat toen zij nog thuis bij vader in Lutjebroek woonden, de bakkersvrouw eens op een zondagmiddag rond 12 uur in paniek bij hen was binnengekomen, omdat de oven in de brand was gevlogen - de brand was veroorzaakt door zaagsel - en zij niet wist hoe ze dat moest blussen, terwijl haar man niet thuis was. De vader van de attestantes is toen in de bakkerij gaan kijken, maar gaf te kennen geen verstand te hebben van het blussen van bakkersovens of schoorstenen. Omdat hij de klok moest luiden (hij was schoolmeester, dus waarschijnlijk ook koster!), raadde hij haar toen aan naar de knecht van een andere bakker te Lutjebroek te gaan.
De bakker aan de overkant zou naar beste weten van de deposantes nooit met turf, maar altijd met zaagsel hebben gestookt, want als de bakkersvrouw wilde strij-ken, moest ze altijd bij de deposantes thuis 'doove koolen' komen lenen.
De 1e deposante weet nog dat de bakker, toen haar moeder nog leefde, eens de hele buurt in gevaar bracht met de gloed van zijn vuur, doordat de vonken rondom door de lucht waaiden.