Schepenakte, dus een oud-rechtelijk stuk.
Betreft poging tot sabotage van het jaagpad te Abbekerk.

Hendrik van der Molen (zie: Molen/Meulen, vd, Hendrik Kornelisz!) en Jakob Hermansz Bakker te Abbekerk attesteren op verzoek van de baljuw en schout der stede Abbekerk, mr. Kornelis Reynst.
Zij verklaren, dat ‘als schipper Jan Oly’ (zie: Olie, Jan), ‘ordinaris schuyte-voerder van Medenblik naar Alkmaar, op saturdag den 17e october lestleden na de middag met zijn schuyt door Abbekerk repasseerde, en even door de brugge voor ’t huys van Dirk ’t Jallewal was gevaren’ (zie: Tjallewal, Dirk Jakobs!), ‘hij alsdoen uyt de schuyt op de weg stapte, zeggende door zijn jager gewaarschouwt te zijn datter een meslemmet in de boom voor het huys van Jonge Jan Schoemaker was geslagen’ (zie: Schoenmaker, Jan Jans! de J.), ‘om alsoo de jaaglijn daarop te doen breeken.
Dat hij Jan Oly daarop in arren moede naar Jonge Jan Schoemaker toeliep, die voor zijn huys op de straat stont, dog op de aannadering van denzelven naar binnen week. Dat vervolgens zij deposanten nevens meer anderen daar natoe gingen en het meslemmet, dat inmiddels uyt de boom getrokken was, hebben gesien.’
Hendrik van der Molen verklaart vervolgens in zijn eentje, ‘dat een weynig tevoren eer Jan Oly op de weg stapte, Louw Arisz’ (zie: Arends?/Adriaans?, Louw), ‘de knegt van Jonge Jan Schoemaker, bij de boom stont daar het mes ingeslagen was.’