Schepenakte, dus een oud-rechtelijk stuk.
Betreft schuld van een collecteur van de 100e penning te Lambertschaag.

Voor 2 schepenen der stede Abbekerk compareert ‘Barent Zymonsz Root’, (zie: Rood, Barend Simons), ‘woonagtig tot Lamberscage, dewelke te kennen gaf, dat hij als gaarder van de reële hondertste penningen over de huyzen en landen in den bedrijve van Lambertscage, bij zijne reekeninge aan de regenten gedaan en overgelevert op den eenentwintigsten october lestleden, ten agteren is viertienhondert en drie guld[ens], negen stuyvers, tien penningen’ (ƒ 1403:9:10), ‘tot welker betaling hij zich niet in staat bevindt.
Ende nadien de regenten wegens het dorp voor de betaling van dezelve schult aan het gemeenelandscomtoir tot Medenblik moeten caveren en instaan, zoo verklaarde hij comparant aan de gemelde regenten van Lambertscage, ten behoeve van het dorp, in vollen en vrijen eygendom bij dezen over te geven, te transporteen en te quiteren agt koeyen, tegenwoordig in zijne weyde gaande, het hoy dat in en bij zijne woonplaatse staat, zijnen wagen en schuyt, mitsgaders al zljn boeregereetschap, huysraat en inboel, tezamen om eene somme van vijfhondert guldens’ (ƒ 500.-), ‘die valideren zullen in minderinge van de voorsz[eyde] schult.
Overzulks bekende hij comparant, wegens deze overgifte en transport met de gemelde vijfhondert guldens te valideren in minderinge van de opgenoemde schult, geheel voldaan en betaalt te zijn. Belovende dezelve koebeesten, hoy, wagen, schuyt, boeregereetschap, huysraat en inboel voor alle verdere op- of aantaal te vrijen, kosteloos en schadeloos te houden, onder verbant van zijnen perzoon en goederen als naar regten.’
Verder compareert Kornelis Fransz Groot, ‘schepen en regent tot Lambertscage, dewelke verklaarde voor hem en zijne mederegenten deze overgifte en transport voor de gemelde somme van vijfhondert guldens wegens het dorp te accepteren.’