Schepenakte, dus geen notarieel stuk.
Betreft geweldpleging door een klant van De Nadorst te Westerblokker.

Op verzoek van de schout der stede Westwoud attesteren de waardin van De Nadorst te Westerblokker, een kostganger aldaar uit Enkhuizen en een inwoner van Hoorn, dat op donderdagavond 10-11-1707 een zekere man uit Oosterblokker, een 'bij de watermolens aan het eynde van de Venuslaan' (= de huidige Venenlaan, toentertijd nog buiten Hoorn gelegen) woonachtige man en twee broers, beide wonend 'in of in de banne van' Hoogkarspel, in De Nadorst 'eenige pintjes wijn' met elkaar hadden gedronken. Toen uiteindelijk moest worden afgerekend, stond de waardin op contante betaling van 2 pintjes wijn per man. De bij de Hoornse watermolens wonende persoon was reeds vertrokken, maar de waardin vertrouwde er wel op dat hij zou betalen. Ook de kostganger in de herberg (2e attestant) hoefde niet te betalen, aangezien hij die avond op de paarden van de klanten had gepast, zoals hij wel meer deed.
Toen de waardin één der Hoogkarspeler broers om betaling vroeg, gaf hij haar 'in arren moede een vehemente slag met zijn hand ofte vuyst voor haar hooft ende regter oog'. De kostganger, die dit zag, zei daarop: 'daar sal u de duyvel voor halen', en raakte met de man in een gevecht, waarbij zij beiden op de grond terechtkwamen. De Hoogkarspelaar dreigde dit te verliezen en lag onderop, en riep daarom zijn broer om hulp, maar de gast uit Oosterblokker hield deze tegen.

Later, toen de Hoogkarspelse klant weer op de been was gekomen, drong de waardin nogmaals bij hem aan op betaling, en kreeg weer een klap van hem tegen het hoofd, ditmaal zo hevig 'dat sij ter aarden viel ende geweldig bloede', waarna haar aanvaller naar buiten liep en even later door de 2e attestant tot in het voorhuis werd gevolgd.
De 3e attestant, die daar weer achteraan liep, heeft gezien hoe deze Hoog-karspelaar, die buitenshuis was en een mes had getrokken, de kostganger 'een snede met zijn mes in 't aangesigt ende eene over zijn arm, even boven de handt' toebracht, toen deze naar buiten sprong over de onderdeur heen.
De waardin en de 3e deposant verklaren samen, dat de 2e deposant in huis terug-kwam met 'een snede over sijn arm, even boven de hand, alsmede eene op zijn voorhooft, over de linker wijnbraauw' [sic], 'ende een kleyn schrampje over zijn lip hadde, hebbende daarenboven nog een sneede in sijn rok ende hembtrok op den arm, daar hij niet van gequetst was geworden'.
Het slachtoffer verklaart vervolgens zelf geen mes te hebben gehad, en dat zijn wonden door niemand anders waren toegebracht dan die ene broer uit Hoogkarspel.
Tenslotte verklaart de 3e deposant dat de dader nog een keer met het mes in de hand is binnengekomen, maar dat deze toen op aanraden van zijn broer is vertrok-ken.