Geen notariële akte, maar een oud-rechtelijk stuk; de notaris treedt hier op in zijn hoedanigheid van secretaris der stede Abbekerk.
Kornelis de Beer (zie: Beer, de, Kornelis Antonies!), predikant te Abbekerk, en zijn vrouw Margareta Elisabet Brucherus (zie: Brucherus, Margaretha Elisabeth Johannesdr!), machtigen gezamenlijk de heer Johannes Christoffel Brucherus (zie: Brucherus, Johannes Christoffel Hubertusz?!) te Tjamsweer (‘’t Jams Weer’), om namens hen aan secretaris Adriaan Reyntjes en Johanna Margareta Reyntjes (zie: Reintjes, Adriaan, en Reintjes, Johanna Margaretha) te verkopen en over te dragen ‘elks hare quota in een behuyzinge, bouwagie, stal, koetshuys en kleyn huysje daaraan, tot Groningen aan het Groote Kerkhoff gelegen, met alle zijne annexen zooals haar mede van wijlen de heer doctor Hubertus Brucherus is aangeërft en deselve heeft konnen verdedigen, in aller gestalte en manieren, als hetselve nu bij verscheyde mayerlieden wordt gebruykt, van ’t voorsz[eyde] op- en overdragt volgens versegeling te doen als daar de gewoonte en het regt mede brengt, en sulks voor een somma van vierduyzentzevenhondert en vijftig guldens, te betalen bij de aanvaardinge tweeduyzent guldens en het restant op may 1728 en may 1729, telkens de geregte helfte, voorsz[eyde] cooppenningen te ontfangen, daarvoor te quiteren en voor alle namaaninge van dien, onse goederen yder in solidum te verbinden, daartoe te renuntiëren de exceptiën divisionis en de vrouwelijke voorregte van het senatum consultum vellijani et autentica si qua mulier, betekenende dat een vrouw haar voor haar eygen man nog andere niet mag verbinden, welke kragt de vrouwe comparante verklaarde wel te verstaan, aannemende alle het voorsz[eyde] te sullen ratihaberen en van waarde te houden of sulks door haar tegenswoordig was verrigt. Alles onder verbant als naar regten.’