Geen notariële akte, maar een oud-rechtelijk stuk; de notaris treedt hier op in zijn hoedanigheid van secretaris der stede Abbekerk.
Dirk Kornelisz Graaf te Lambertschaag heeft op 02-04-1704 van de curatoren van de ‘bejaarde dochter” Trijn Jans Maars in openbare veilig een huis en erf gekocht aan het zuideinde van Lambertschaag, om een jaarlijkse lijfrente van ƒ 30.- op het lijf van Trijn Jans Maars; deze lijfrente verviel voor het eerst op 02-04-1705 en vervolgens elk jaar op die datum.

Voor de prompte betaling van die lijfrente hebben zich 2 borgen gesteld, beiden te Lamberschaag.
Aangezien Dirk Kornelisz Graaf na 1708 in gebreke is gebleven deze lijfrenten te betalen, ondanks vele aanmaningen, en omdat de borgen dit blijkbaar niet langer over hun kant laten gaan, heeft Dirk Kornelisz Graaf aan de borgen beloofd de lijfrente vervallen op 02-04-1709 te zullen betalen vóór 01-04-1712, die van 02-04-1710 vóór 01-11-1712, die van 02-04-1711 vóór 01-04-1713, en dan vervolgens elk jaar door te gaan de lijfrente voor 1 april te betalen totdat Trijn Jans Maars is overleden en alle achterstallige lijfrenten zijn voldaan. Tijdens het leven van Trijn Jans Maars zal de achterstand tot 2 jaar beperkt blijven.
Ook zal hij ordinare en extraordinare verpondingen en omslagen op het huis en erf, benevens reparatiekosten, jaarlijks zonder uitstel voldoen.
Mocht hij weer in gebreken blijven, dan zal hij het huis en erf cederen aan de borgen, om hun te compenseren voor betalingen die zij dan eventueel uit hoofde van hun borgtocht voor hem hebben moeten doen, zodat zij het huis en erf kunnen verkopen; hetzij tot compensatie, hetzij tot mindering van de gemaakte kosten, indien de verkoopwaarde de schulden niet geheel zou blijken te dekken volgens taxatie van de schepenen.